Met
klimaatverandering en milieu associeer ik in het Nederlands inmiddels twee termen,
die elk hun geschiedenis hebben.
Tegen verspilling
is er ‘recupereren’. Een ethische activiteit. Desnoods op creatief-artistieke
wijze hergebruik je wat voorheen zou worden weggegooid. Uit de praktijk van die
gedachte leerde ik in België het woord ‘recupmateriaal’ kennen. Aan de grondstofstatus
ontsnapt niets.
Voordien was ik
in mijn woonland bij politieke analyses op ‘recupereren’ gestuit. Daarvoor leek
de waardering wel niet erg groot. Het heette schaamteloos of goedkoop dat ideeën
van anderen voor het eigen karretje gespannen werden.
Uit mijn
geboorteland, nog een paar eeuwen eerder, herinner ik me dan weer wielerreportages
waar heerlijk gedetailleerd gebabbel van Jean Nelissen opklonk. Als hij een renner zag ‘recupereren’,
dan pufte die atleet na een inhaalsolo uit in het wiel van een collega. Deze
betekenis blijkt echter niet exclusief Noord-Nederlands.
Tot slot vermeldt
Léon Werth in zijn tweedewereldoorlogsboek Adieu
Parijs een nieuwe dimensie van ‘recupereren’. Hij ontwaart een geknapt elastiek
rond eigendom als burgers profiteren van de chaos en het
geweld door zich spullen toe te eigenen. In het Nederland uit de bange jaren
veertig heette dat volgens mij ‘organiseren’.
Grappig dat Werth
al de betekenis kent van grondstoffenhergebruik. Des te vreemder dat we heden
nog klungelen met producten, door er, aangemaand door Black
Fridays, eindeloos nieuwe aan te schaffen. Dat er überhaupt winkels durven
te bestaan met 1 eurowaar van zogeheten prijsvechters, de kiloknallers onder de ondernemers!
Dit zeg ik
onvermijdelijk vanuit een ruimer budget dan velen die zulke winkels aandoen en het
zich niet kunnen permitteren om meer geld neer te tellen voor gecertificeerde
waar (bio, groen). Toch zou je hun de vraag kunnen stellen wat de lol is aan
een plastic flutlampje dat na een uur de geest geeft.
Die vraag dringt
zich op vanwege het tweede woord dat ik met het klimaat verbind: ‘urgent’. De
nood is domweg te hoog; ook voor mijn taalallergie die deze term niet
verdraagt. Natuurlijk hoort ‘urgent’ van oudsher bij spoedingangen en problemen
die voorrang verdienen. Maar blijkbaar heb ik er iets anders mee, iets
spiegisch dat een trauma doet vermoeden.
Misschien dit.
Toen ik me in literatuur begon te verdiepen, was ‘urgent’ een paswoord waarmee autoriteiten
van mijn generatie het belang van die teksten verdedigden. Raar vind ik dat ik
dit, volkomen ijdel, met hen eens was over mijn eigen boeken, maar niet
overtuigd raakte van andere literatuur, recent en historisch, die hun
stellingen moesten bewijzen.
Teksten die dus, Vlaams-politiek,
‘gerecupereerd’ werden.
Dat ik heb
besloten een dikke huid te kweken voor ‘urgent’, ligt aan desastreuze
ontwikkelingen die onze planeet doormaakt. Uit de inleiding van de bloemlezing Zwemlessen voor later (2020) door de Klimaatdichters: ‘De
urgentie die we voelen komt voort uit een verlies en het verdriet, de angst en
de woede die daarmee gepaard gaan’.
Ook wetenschappers geven het urgentiesein. Wanneer er tabellen en grafieken bij worden geplaatst is dat prettig streng. Maar door een interview kreeg ik de indruk dat er iets aan voorafgaat, waarvan de relevantie me ontgaat: ‘een gevoel van urgentie’. Reduceert dat juist de onomstotelijkheid niet? Of maakt ‘voelen’ deel uit van een strategie die dan nooit retorisch is?
In de woordcombinatie hoor ik a sense of urgency. Mijn eerste treffers ervan op Google zijn griezelig
eenkennig. Het blijkt de titel van een
managementboek, dat ‘focust’ op dat gevoel als framework voor verandering.
Ai. Zoals Adriaan van Dis die zowel in zijn roman KliFi als in de stofferende
publiciteit Frank Zappa zegt te citeren: ‘A mind is like a parachute. It
doesn’t work if it’s not open.’ Ik kon me al niet indenken dat Zappa zoiets
zou hebben beweerd, en de wijsheid blijkt inderdaad van vóór zijn geboorte (de recuperatie
is wel 2.0).
Die open mind wordt in de klimaatpoëziebloemlezing Zwemlessen voor later letterlijk aanbevolen
door wijlen Howard Krol, literair-historisch
beter bekend als Arthur Lava. Toch blijft het hooguit aandoenlijk, zijn weerstand
tegen ‘De topmannen van het verdoezelen. De wereldleiders / in lamlendigheid.
De politieke gangsters, die handelen / in neergang en ontkenning.’
Kundig proza tegen de klimaatverandering is al een lastige klus omdat bij ontstentenis van literaire kritiek de goede bedoeling kan doorwegen, maar
de bloemlezing demonstreert dat een gedicht helemaal aartsmoeilijk is. Een dosis
moed volstaat niet, populisme
nog minder. Schier goddelijk viel me opluchting ten deel geen dichter meer
te zijn – ik zou geen klimaatpoëzie kunnen produceren.
Wat er in de wereld gebeurt is te groot. Misschien doet een conceptueel
antwoord nog het meest recht aan de werkelijkheid. Dat dacht ik bij Heidi Korens
bijdrage SAVE OUR SHIP:
Aarde
| Stop |
Aarde
| Lucht | Stop |
Aarde
| Lucht | Water | Stop |
Aarde
| Lucht | Water | Vuur | Stop |
Water
| Stop |
Water
| Aarde | Stop |
Water
| Aarde | Vuur | Stop |
Water
| Aarde | Vuur | Stop | Stop |
Vuur
| Stop |
Vuur
| Water | Stop |
Vuur
| Water | Vuur | Stop
Vuur
| Water | Water | Vuur | Stop |
Stop
|
Stop
| Stop |
Stop
| Stop | Stop |
Stop
| Stop | Stop | Stop |
Hier wordt het spoor gevolgd van een bekende cultuurkritiek.
Save our Souls (SOS) zou ingewisseld zijn voor save my soul (sms), waarbij
technologie een direct effect heeft op omgang. Dan is het passend dat Heidi Koren
met de herneming van SOS teruggaat naar de bron.
Save Our Ship is een noodsignaal dat klinkt vanuit een schip
van Noach of Utnapishtim. Dat daarbij de vier elementen worden vermeld, lijkt
even passend. Maar met Empedocles verwijzen ze naar een westerse traditie
en zijn dus niet universeel. Daarmee vervalt voor mij alsnog de urgentie.
Wellicht snakt de lezer die ik ben naar een ontmantelde vorm.
Dan ben ik met dit gedicht sneller thuis, en dus verveeld, dan met de suizende meerduidigheid van Luceberts ‘Sonnet’ dat conceptueel denken aan wereldse
kritiek paarde. Of recupereerde de Vijftiger in laatste instantie literatuur?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten