Er zal veel lelijks
over YouTube te zeggen zijn, op rechtenvlak bijvoorbeeld, maar ik ben er fan
van. Af en toen schakel ik er een liedje aan en klik het beeld weg, om op
de computer te kunnen werken. En dan associeert de site erop los met
volgende nummers. Ongetwijfeld met zoektermgebonden algoritmes, mochten die
bestaan, maar de optimist in mij ziet het liefst een dominospelletje ontstaan.
En hoopt op resultaten
voorbij zouteloze virtuele genreradio’s, op willekeur en ongekende verbanden,
die de arbeid dusdanig prettig onderbreken dat ik gewoonweg moet zien wie en wat.
Zo ontdekte ik een
paar jaar terug Any Trouble, meer in het bijzonder de elpee Where Are The
Girls uit 1980. Elders heb
ik daar al wat over geschreven; mij stemde deze muziek helemaal ‘vrolijk’, om het meteen
al onmachtig te stellen (tenzij met een vergelijking: zoals in Nederland The Mo
mij wist te raken).
Het was uiteraard ook een
ontdekking met terugwerkende kracht, die mijn beoordelingskracht veroordeelde. Waarom
had ik Any Trouble destijds gemist? De muziek doet me denken aan de grote Elvis
Costello uit dezelfde jaren, misschien is YouTube zelfs via hem op deze band
gekomen, maar op een of andere manier vind ik Any Trouble beter – en zou dat
dan snobisme zijn, exclusiviteit van mijn ontdekking?
Zeker snobistisch
dunkt me mijn afkeer van de te grote bijval voor Tom Browns ‘Funking for Jamaica’,
met die ietwat waanzinnige zangeres Toni Smith – ik ken iemand die bij het
horen van haar stem in een zwembad sprong. Ook daar bood YouTube uitkomst.
Nagenoeg dezelfde bezetting verzorgt de ‘Nursery Rhyme Song’ van
Weldon Irvine (toenmalig arrangeur bij Browne).
Beide liedjes zijn
eigenlijk een jam, quasi-spontaan, en scheppen een sfeertje zoals destijds in
de fijne draakfilm Fame, gebaseerd op het reilen en zeilen van de Juilliard School. Bij deze Irvine is
Smith eveneens te horen, en Tom
Browne zelf, Omar Hakim... Beroemdst van dit losvaste team werd Marcus Miller,
wiens bas hier nog niet Bor de Wolf tracht te imiteren.
Wel raar komt mij de
sensatie voor dat ik in dit genre – open baspatroon, rechte drums – veel betere
liedjes ken: ‘Reach for it’ en ‘Dukey Stick’ van George Duke. Maar die
zitten dusdanig diep in mijn
systeem, dat de wanorde van YouTube me welgevalliger is.
Duidelijk tot nu toe
wordt me dat deze site iets uitricht met de verhouding tussen originaliteit en
navolging. Zo bracht de Yellow Magic Orchestra ooit een versie van ‘Tighten Up’, waarop het overwegend
zwarte publiek van het legendarische programma Soul Train toegeeflijk, om niet te zeggen gul danste alsof het funk
was.
Zou dat nou camp
wezen?
Tot overmaat van ramp verandert
door deze volgorde het
geweldige origineel van Archie Bell & The Drells voor mijn ogen in een
proeve van onderdrukking. Hoe gedwee en soepel die zangers hun bewegingen laten
gelijkschakelen!
Stomme YouTube.
Tot de site me voerde
naar Piu Piu, een Nederlandse band uit het begin van de jaren tachtig die, als
ik me goed herinner, uit Gilze-Rijen kwam. Mijn heimat! Mijn hart sprong wel
pas op na een paar nummers, toen ‘Marsepeine Baby’
langskwam. Ik begrijp dat het een cultstatus heeft.
Voor zover ik het kan
verstaan gaat het over een mevrouw uit Amsterdam en heeft zij haar opmerkelijke
bijvoeglijk naamwoord te danken aan haar pants.
Dus aan het vlees dat daar dan doorheen schemert? Of gaat het om een varkensroze legging? Ik weet niet wat de Lezeres
des Vaderlands van zoiets vindt, maar mij bevalt zo’n provinciale metoniem
wel.
Piu Piu heeft niet
toevallig het geluid van TC Matic, want de band had de eer geproduceerd te
worden door Jean-Marie Aerts. Toch weet de snob in mij alweer zeker dat het
zoeken in die richting omgekeerde waarden vertoont. Of komt die overtuiging
voort uit het feit dat ik nooit iets heb gesnapt van de flou artistique rond TC Matic?
Voor de bijl van Piu
Piu ging ik pas werkelijk bij het nummer ‘I'd Like To Love My Baby
But....’. Ik ben net rationeel genoeg om de reden ervan te willen uitklaren.
Hernemen en hernemen dus, en tot de constatering komen dat dit Engelstalige liedje
in het refrein wordt gesteund door het woord ‘kippenkooi’.
Wat is dat toch met
muziek? Het blijkt andermaal een kunstvorm met een groot absorberend vermogen.
Zo groot dat taal er volledig in verdwijnt. In tijden waarin communicatie
stroever en stroever
gaat wegens schaalvergroting en rentabiliteitsverlangens kan dat een troef zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten