Had Amy Winehouse een aanleiding voor haar finale levenscocktail? Bijvoorbeeld de ijselijke moordpartij te Noorwegen? Eén individu dat zichzelf kennelijk zo weet te overtuigen dat niemand er meer toe doet, anders dan als object van een gelijk – je zou voor minder aan de zuip gaan. Wel appelleerde die daad aan twee driften waar je niet chic over hoeft te doen: peilloze bewondering voor het stellen van een daad en dito angst om knettergek te worden.
Gestaag had de man de autonomie van zijn geluk zien tanen, dat pars pro toto scheen voor de gemeenschap. In
Twee opvattingen van vrijheid suggereert Isaiah Berlin dat onaangelengd liberalisme, in de geest van John Stuart Mill en Benjamin Constant, aan wereldverzaking raakt, een anarchistische mentaliteit, aan een elitair snobisme ook misschien. Wel is dat type liberalisme, met de eis van een maximum aan niet-ingrijpen en minimale maatschappelijke eisen, weggelegd voor zeer weinigen. Ze wensen hun intellectuele en ambachtelijke potentie volledig te ontplooien. In de praktijk, zegt Berlin, is men bereid water bij de wijn te doen voor artikelen als veiligheid, status, welvaart, macht, deugd, eeuwig leven. Daarbij doet individuele vrijheid er minder toe. Volgens Berlin is men voor dat doel zelfs bereid zich aan strenge wetten te onderwerpen, zolang men het gevoel heeft betrokken te zijn bij een collectief dat alleen niet verstoord mag worden.
In hoeverre dat gevoel overeenkomt met de werkelijkheid of met een waan, zal wel de vraag zijn. Voor de beantwoording daarvan lijkt psychologisch doorzicht vereist. Mij zou het boeien om de tot nu toe bekende berichten over en teksten van de Noor te toetsen aan de topos van de studeerkamergeleerde. Deze werkt immers ook vanuit een isolement en ontwikkelt daarbij ideeën. Maar waar dan het besef groeit steeds meer te weten over steeds minder en er ruimte komt voor
bescheidenheid, lijkt bij de Noor expansie opgetreden via de meest diverse bronnen. Schijnbaar bevestigden die steevast wat hij zocht, zodat hij waarlijk overal verstand van blijkt te hebben gehad.
Vooralsnog ziet het ernaar uit dat de Noor, die in de puberteit moet hebben kennisgemaakt met het zo
ongrijpbare internet, zijn zekerheden allerhande
van het web heeft geplukt. Indachtig de studeerkamergeleerde roept dat een recent onderscheid op, gemaakt door Allesandro Baricco. In zijn veelbesproken
De barbaren zet hij de filoloog, die onder het juk van concentratie graaft naar betekenis en inzicht, af tegen een user, die surft tijdens een verstrooiende reis ervaringen. Met zo’n overzichtelijke voorstelling van de wereld weten zelfs werkwoorden wat zogenaamd diepzinnig, respectievelijk oppervlakkig is.
Meer treft mij een toon, mogelijk
mediumgebonden, die ik in vele postings en comments ben gaan herkennen. Dat is de bravoure waarmee fenomenen en gebeurtenissen opgeladen worden met een bijna immer negatieve mening, niet zozeer beargumenteerd als wel in een logica van politiek incorrecte humeurigheid gekoesterd. Niet het delen van die mening maar het meedoen met die logica, inclusief waarden over het vele dat niet zou deugen, laat vervolgens gemeenschappen ontkiemen.
Op het meer dan 1500 pagina’s tellende manifest van de Noor, vlak voor zijn daad gepost, heb ik een test gedaan. Na berichten dat hij een tyfushekel had aan de Frankfurter Schule doorzocht ik het
document op dat trefwoord. Het frappeerde terstond dat er niets minder dan walging werkzaam was, wat toch opmerkelijk is voor iets zo ouds dat ook nog eens stamt uit de filosofie. Verder ging die walging voortdurend een alliantie aan met politieke correctheid. De vanzelfsprekendheid zit dan in een complotteuze werking van die twee tegen alles wat ooit goed zou zijn geweest:
‘Political Correctness is not at all about “being nice,” unless one thinks gulags are nice places. Political Correctness is Marxism, with all that implies: loss of freedom of expression, thought control, inversion of the traditional social order, and, ultimately, a totalitarian state. If anything, the cultural Marxism created by the Frankfurt School is more horrifying than the old, economic Marxism that ruined Russia. At least the economic Marxists did not exalt sexual perversion and attempt to create a matriarchy, as the Frankfurt School and its descendants have done.’
Op de gok toetste ik vervolgens ‘Derrida’ in en, warempel, ook die bleek de lul, met hetzelfde brandmerk:
The contemporary Western European and American literary field is awash in “isms:” Marxism, Freudianism, feminism, and so on. Most of these are the academic cousins of what is called in the common culture “Political Correctness.” Literary theorists take their particular brand of criticism and apply it to literature in an effort to find self-affirmation in a “discovered” meaning of the text. (…) These “cultural critics,” so named because they critique literature based on the point of view of a particular culture, arose in the 1960s, but their schools of criticism only truly began to pick up steam with the arrival of the school of deconstruction in the 1970s. The works of the father of deconstruction, Jacques Derrida, began to be translated from the French by American professor Gayatri Spivak in the mid-1970s, a time when the U.S. literary scene was ripe for its influence. The economic Marxists were alive and well on Western European and American campuses, and the cultural critics were still being fed by the radicalism of the times. Feminists had gained a foothold in the earlier decade, but they had in their meagre arsenals only a vague feeling of repression. What they lacked was philosophical backing – the courage prompted by having their own logos. The arrival of deconstruction from France provided that philosophy. (…) Once they realised the power of this school of thought, the cultural critics embraced it readily, for here they discovered a method of attack on the traditional interpretations of literary works. They used deconstruction to remove traditional meaning and replaced it with new meaning. That meaning was the Political Correctness that infests [sic] our society today. (…) The intelligentsia had forgotten its literature in its haste to promote its politics. Unfortunately, that has not stopped the cultural critics from indoctrinating this new generation in feminist interpretation, Marxist philosophy and so-called “queer theory.” (…) The reliable saviour of the intelligentsia is the common man and his common sense. Common sense dictates that words do mean things, and as deconstruction posits otherwise it will be relegated to the margins of society. Sadly, its effects will linger on – it has given a sense of validity to cultural criticism and established a marketplace for its ideas.
Ik begon met me voor te stellen dat Amy Winehouse zulke systemen tot zich liet doordringen. Dat zal belachelijk zijn. Onlangs, in de door hun kwantiteit soms wat industrieel aandoende terugblikken, tien jaar nadien, werd een beetje meesmuilend gedaan over het feit dat Herman Brood vlak voor zijn zelfmoord een krant wilde lezen. ‘De economische pagina zal hij er niet op hebben nageslagen.’
Nou ja goed, stel dat Winehouse geen oog heeft gehad voor het Noorse drama, dan voel ik me ontslagen van de nergens voorgeschreven plicht de toch wel weer
curieuze ontvangst ervan na te lopen. En me zelfs even tot de betreurde te bepalen. Wat een geweldige zangeres! Fijnzinnig spleetje tussen haar voortanden! Uitputtend is gezegd dat ze nu behoort tot de
27 Club met wellicht nog niet geheel ontbolsterde popmusici die op die leeftijd, door een te gretige belangstelling voor drank en drugs en dergelijke, overleden zijn. Maar louter bij haar en bij Jimi Hendrix en Janis Joplin ben ik werkelijk benieuwd en hoopvol over wat ze nog hadden kunnen maken, vanwege dezelfde toenadering tot jazz.
Des te leuker dunkt het me dat Winehouse op haar debuut
Frank een versie gaf van ‘Moody’s Mood For Love’. Dat is een instrumentaaltje, niet van de firma die de kredietwaardigheid van landen in harde letters weet te taxeren maar van
saxofonist James, waarbij achteraf tekst is geschreven. De waarschijnlijk bekendste vertolking is van George Benson, op zijn zalige sensilube-elpee
Give Me The Night, die Winehouse moet hebben gekend. Destijds was van synthesizers vooral de pitchbender in zwang, een wieltje waarmee tijdens solo’s tonen werden bijgebogen als waren toetsenmannen bluesgitaristen. Precies dat wieltje lijkt mij Amy Winehouse’s grootste inspiratie – ik ken geen zangeres die zo virtuoos traploos weet te schakelen in een melodie. Evengoed in ‘Moody’s Mood For Love’, maar dan begeleid door een reggaeritme. De dialoogvorm van het nummer, waarvoor traditioneel de hulp van een derde ingeroepen wordt, neemt ze geheel voor haar rekening. Wat een gedecideerde vrolijkheid.