dinsdag 27 juli 2010
Ontneutraliseren
Vanuit België krijg ik ontwikkelingen in de Noord-Nederlandse taal meer of minder bewust mee door nationale sites en door televisieprogramma’s. Een stoomcursus biedt echter een niet aan enkelingen voorbehouden verblijf ter plekke, al was het omdat dan soms blijkt dat kwesties een sluimerend bestaan hebben geleid.
Zo had ik al een tijd de indruk dat woord ‘het’ in het nauw raakt wegens masculiene overdruk. Demonstratief geschiedt dit in de zegswijze ‘Hoe gaat het met je?’. Nadat, vermoedelijk als gevolg van de globalisering (How are you?), ‘met je’ is weggevallen, klinkt steeds vaker de variant ‘Hoe gaat-ie?’ op, die al als voorkeursversie wordt beschouwd. Nu betreft dit natuurlijk een vraag die niet helemaal als zodanig bedoeld is en waarop men beter zuinigjes antwoordt, maar mijn bejaarde opties ‘goed’ en ‘gaat wel’ beginnen het vanuit de bron zelf te laten afweten. Niet zozeer omdat helder is geworden dat ze beter ‘helemaal goed’ of ‘top(pie)’ kunnen luiden, als wel doordat bevreemding mij bekruipt. Wie is die ‘ie’ toch?
Veel opbrengst heb ik nog niet. Mij dunkt dat de uitdrukking ‘Hoe gaat-ie?’, en dan vooral haar helaas onovertroffen trap ‘Hoe is-ie?’, indien ze althans enigszins suggestief onder meneren galmt, varieert op de belegen initiatie-uitroep ‘Alles kits achter de rits?’. Dan zou ‘ie’ een dekmantel zijn voor Johannes of Willy of zo. Maar verder?
Er wordt wel beweerd dat men voor de meest actuele wijsheden van een land taxichauffeurs moet raadplegen, maar onlangs waagde ik een aantal pogingen bij verschillende bakkers. Nu ja, eerlijk gezegd was mijn honger na het eten van een broodje niet gestild en bestelde ik er nog eentje. Toen vernam ik: ‘Ja, was-ie lekker?’ Aan mijn mond zou automatisch ‘het’ zijn ontsnapt, wat – bij wijze van gelukkig toeval – overeen zou stemmen met het geslacht van ‘broodje’.
Wilde de verkoper door naar zijn eten met ‘ie’ te verwijzen een vertrouwdheid scheppen die mij als consument van dezelfde sekse naar meer doet snakken, zoals Bush junior na 9/11 schijnt te hebben gezegd dat het beste wat je voor je land en medemens kunt doen is: kopen tot je erbij neervalt? Of wilde hij domweg een portie gezelligheid domesticeren? Ik raakte er niet uit en at en vergat alweer bijna.
Een paar dagen daarna, vijftig kilometer verderop, vroeg een bakker me na mijn bestelling van diverse broodzaken luid: ‘Dat was ’m?’ Halsoverkop voelde ik me een onderzoeker en voor de zekerheid herhaalde ik even later wat plots een test was bij een concurrent en kreeg hetzelfde resultaat.
Vreemd. ‘Bestelling’ is vrouwelijk, dus ‘Dat was ’r?’ had in de rede gelegen voor sprekers die ‘Dat was het?’ niet meer over de lippen kunnen krijgen. Wat is er gebeurd? Na de mysterieuze ‘ie’ een dito ‘’m’: wie zijn dat? Modelburgers? Mascottes van de natie?
Toen daagde het besef dat ik het alternatief voor de winkelvraag ‘Dat was het?’ lang niet meer gehoord had. Het gaat om de fameuze ellips ‘Anders nog?’ die, ruim een eeuw na ‘Doctor Livingstone, I presume?’, zeker bij afhaalchinezen dan wel deed wanen een Scandinavische ontdekkingsreiziger te zijn maar aan mij nooit de weerlegging ‘Nee, Marc Kregting’ wist te ontlokken.
In de survival of the fittest die taalevolutie natuurlijk evengoed is, heeft ‘Dat was het?’ dus eerst van ‘Anders nog?’ gewonnen en accommodeerde vervolgens nog vruchtbaarder tot ‘Dat was ’m?’. Dit zou kunnen aansluiten bij een tendens die volgens mij door André van Duin is ingezet, toen hij over (als ik het me goed herinner) een mop zei: ‘Hij is leuk’. Dit lijkt een staande uitdrukking te zijn geworden, multi-inzetbaar.
Met ‘hij’ werd de referent iets van ons allen, zelfs het splinternieuwe blijkt een oude bekende. Het gezegde wordt er zo meer eigen van, geïnternaliseerd.
Waarschijnlijk heb ik een wankel taalgevoel of een soortgelijke geest, maar ‘Dat was ’m?’ smaakt me depersonaliserend. Tevens zou het me niet verbazen wanneer in België de frase ‘Dat was het’ nog wel even zal voortleven en zonder vraagteken uitgesproken wordt, omdat ze uit de mond moet komen van de klant – aangezien de winkelier het als meer ‘discreet’ of ‘sereen’ ervaart te zwijgen.
Wat is ‘het’ eigenlijk een groots woord! Persoonlijk voornaamwoord, lidwoord, onbepaald voornaamwoord… Ooit werkte ik samen met een bassist, die aan de toog van een café immer informeerde: ‘Kan ik hier hét doen?’ De wat angstige wedervraag ‘wat?’ specificeerde hij met ‘koffiedrinken’. Wat een restloos te vullen amplitude, bijvoorbeeld in vergelijking met ‘iets’! Naar mijn gevoel wordt het woord slechts overtroffen door het zo mogelijk nog prachtiger en krachtiger ‘alles’, dat elke ideologie soeverein in het particuliere trekt.
Zou ‘het’ in het hoge Noorden als onpersoonlijk worden ervaren? Ik gok er vooralsnog op dat met ‘Dat was ’m?’ grammaticaal maatwerk wil worden geboden waarmee de bestelling als het ware tegelijk in de handen ligt van verkoper en koper. Een bepaald eng idee van democratie: ‘consumeren kunnen we allemaal’. Ja, er valt zoveel meer te delen dan de spreekwoordelijke smart alleen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
'Het' wordt nog op een andere manier ondergraven, Marc. Vervrouwelijkt namelijk. In een pas verschenen literatuurgeschiedenis, geredigeerd en geschreven door (hoogleraren) neerlandici, las ik een paar keer zinnen als 'Het naturalisme was toen in Frankrijk al over haar hoogtepunt heen.' What's on a man's mind? 'Het bestuur en haar leden' hoor je intussen ook in Vlaanderen.
BeantwoordenVerwijderenIs het bij ‘naturalisme’ misschien de uitgang -e die een taalgeleerde in zijn verstrooidheid naar het vrouwelijk geslacht leidt (of door het genre op het netvlies gebrande kwijnende heldinnen)?!
BeantwoordenVerwijderenAanvullingen:
- de veronderstelde reserve in België tegenover ‘Dat was het?’ komt terug in het daar zeker gebezigde ‘Dat zal het zijn?’.
- diametraal op het verpersoonlijken van ‘het’ staat de steeds breder inburgerende gewoonte om naar mensen te verwijzen alsof het dingen zijn: ‘De man waarmee’ ipv ‘De man met wie’. Dit rijmt natuurlijk wel met de ideologische uitkomst van mijn onderzoekje