maandag 12 oktober 2009

Een zon moet niet te dichtbij zijn

In de bundel Langzaam en zacht had Nachoem M. Wijnberg dit gedicht:

Als hij moe terugkomt na een dag
wacht thuis op hem de kapitein van het ruimteschip
in zijn gesloten ruimtepak.

Als hij moe op zijn bed gaat liggen
drukt de kapitein in zijn ruimtepak zich tegen hem aan.
Misschien voelde hij zich dood in de ruimte.

Behalve als het ruimteschip
door een wind van stof vloog en hij op zijn stoel
als op een stier zat en de seconden hardop telde.

Als de wekker hem ’s ochtends wekt
ligt de kapitein nog steeds wakker naast hem,
zijn ruimtepak de kleur van de ochtendhemel.

Wat is de kans dat er in de ruimte nog een keer leven is
dat op hem lijkt, zoals Tarzan
op Adam of Ajax?

Een zon moet niet te dichtbij zijn.
De kapitein in zijn ruimtepak ontbijt met hem.
Stom geluk.


Bij eerste lezing ‘gaat dit over’ escapisme. Het helpt bij benauwende omstandigheden en dito gevoelens, waar de fantasie een andere, bovenal veilige wereld tegenover stelt. Dit indien er tijd is voor verbeelden en geen acuut handelen vereist wordt. Is escapisme iets voor kinderen? Op ouderen die ermee kampen en bijvoorbeeld denken dat ze Tarzan zijn, zullen snel psychodramatische termen worden afgevuurd, terwijl het bij kinderen op een gezonde, uitgebalanceerde ontwikkeling zou wijzen. Zo wekt het gedicht bijna automatisch de veronderstelling dat de ‘hij’ een jochie is dat niet moe thuiskomt van zijn werk, maar van school. Voor ik het weet is het een ‘typisch Wijnbergpersonage’, dat geen aansluiting vindt wegens te snugger of te gevoelig. Eventueel valt er te veralgemeniseren dat elk kind schijnt te denken dat de mensen die zich zijn ouders noemen vervangers zijn van de echte, die heel misschien vermoedelijk wel zeker van een andere planeet komen. Kinderen kunnen überhaupt de indruk krijgen met werkelijk niemand contact te hebben wegens een verregaand anders-zijn – en daar helpt escapisme.
Maar zou deze diagnose ook niet radicaal kunnen worden omgedraaid? Dat het de rest van de melkweg is die vluchtgedrag vertoont? Bepaalde gelovigen schijnen de lof der inconsequentie te prediken en een van de onstelpbare clichés over ‘het postmodernisme’ behelst het niet-aflatende spel met diverse rollen, maar er bestaat iets veel simpelers en basalers: een sociaal masker, dat wordt gedragen om zich acceptabel te maken bij een meerderheid op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Aardig zijn is daar maar het begin van; het kan zich uiten in een dictie (wegmoffelen van dialect of juist niet), aangepaste kleding (stropdas of juist niet) en tutti van zulke quanti meer. Het omslag van Langzaam en zacht toont nota bene een leeg colbert waar een met homo sapiens gevulde huid nog in moet. Evengoed is het sociale masker praktisch voor opvattingen. Meer dan welke eeuw ook heeft bij mijn weten de twintigste laten zien hoe atletisch mensen soms onbewust kunnen zwenken in hun overtuigingen, steeds volgens de grootste overlevingskans die ook wel onopvallendheid heet. De brutaalsten onder hen weten enkelen die hun eigen lijn trachten vast te houden te kwalificeren als ‘puberaal’ en ‘sektarisch’.
Deze interpretatie valt te overwegen op het moment dat in het gedicht het drievoudige ‘Als’ niet in de betekenis van ‘wanneer’ geldt maar van ‘indien’. Ze werd me ingegeven door een foto van Cruz Beckham, de derde zoon van de beroemde voetballer en de beroemde zangeres. Hij heeft zo’n ruimtepak aan, en het lijkt wel of zijn moeder zich voor hem schaamt, door zowel zijn blik als die van de dan plots als een autoriteit te aanvaarden fotograaf te ontwijken. In dat geval lijkt het haar probleem. Cruz wijst haar desgewenst de weg, en voor de rest heeft hij verantwoordelijkheden genoeg. Hij zorgt al voor brood op de plank bij journalisten in wie zijn voornaam reeds het vuur van de exploratie doet ontbranden en voor wie elke beweging die hij maakt en kreet die hij slaakt nieuws is. Get a life, lijkt hij hun te adviseren in zijn pak.
Wat hij voor het oog van de camera doet lijkt me ronduit dapper en allerminst een exempel van vluchtgedrag. Om het in termen van het gedicht te zeggen, het ‘leven dat op hem lijkt’ benadert hij zo dicht mogelijk. Dat dunkt me zelfs een teken van volwassenheid en misschien vindt Wijnberg dat ook. Het gedicht heet namelijk IETS ZOETS EN KOFFIE, hetgeen zal verwijzen naar het slot, ‘stom geluk’ dat het ontbijt teweegbrengt. Wellicht zal die koffie, zoals dat in Nederland onnavolgbaar heet, verkeerd zijn, zwaar gedrogeerd dus met melk en suiker, maar het blijft een drank die de poort openzet naar de grote mensen (gezegend met een beroerd geheugen herinner ik me de trots bij mijn eerste koffie tot in de details, maar die zijn uiteraard privé). Houdt het geïnitieerde jongetje stand? Vooralsnog kan hij meezingen met Bobby Byrd: ‘Sayin’ It And Doin’ It Are Two Different Things’. Een verschil van dag en nacht.

7 opmerkingen:

  1. Geïnspireerd door de foto las ik het gedicht anders: misschien is niet de 'hij' een kind maar de 'kapitein van het ruimteschip'. De 'hij' zou dan de vader van dat kind kunnen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Oef, dat is een spoor dat ik volledig over het hoofd zag. Misschien wilde ik dat stiekem ook, omdat het lijkt te resulteren in een sentimenteel en narcistisch gedicht, waarin een vader zijn eenzaamheid uitserveert zonder dat de zoon spreek- of denktijd krijgt. In het gedicht zoals ik dat las is er ten minste sprake van een kritische spanning, waarmee ik Wijnberg associeer (in plaats van bij te dragen aan een Groot Verzenboek).
    Is bij mijn selectieve waarneming de wens dus de vader van de gedachte geweest? Onderwijl hebben de voetbalzonen dezer wereld die Cruz heten in elk geval versterking gekregen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ben je er zeker van dat de vader hier zijn eenzaamheid uitserveert? Iemand heeft het toch over deze man, vader, in de derde persoon en de manier waarop hij over hems preekt, creëert volgens mij wel degelijk een kritische spanning, als is het maar omdat van sommige uitspraken onduidelijk is of de verteller ze doet dan wel de vader.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. In uw variant volgt de verteller overwegend de emoties en gedachten van de (gescheiden?) vader. Van de zoon wordt gemeld dat deze wacht, zich tegen de vader aandrukt en ’s morgens nog wakker ligt: karig bedeeld, lijkt me, en in de strofeverdeling omsloten door zijn pa. Of moeten we juist door die achterstand onze aandacht overhevelen? Hoe ook, de slotzin is wel ambigu. Mocht de verteller die slaken, is hij dan meedogend of cynisch? Of wordt de koffie minder heet gedronken?

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Voor alle duidelijkheid: ik lees geen kritische spanning tussen vader en zoon maar tussen verteller en vader. Overigens bestaat er een term voor wat u zegt over de verteller en de vader: focalisatie.

    Lees je stom in de betekenis van zwijgend, dan is die laatste zin meedogend noch cynisch.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Nu we het erover eens zijn dat de zoon in uw interpretatie gedegradeerd is tot een soortement hypertraditionele echtgenote, word ik extra benieuwd waar de kritische spanning tussen verteller en vader opdoemt. Ook de lezer die in ‘stom geluk’ iets neutraals proeft, realiseert zich dat hij de slotzin maar heeft te slikken (om het op zijn Frans te zeggen: tais-toi en wees ontroerd).

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Tweeënhalf jaar lang heeft de beginregel van dit gedicht hier abuis geciteerd voor zich uit staan staren - tot 'thuiskomt' een stap opzij zette voor 'terugkomt'.

    BeantwoordenVerwijderen