donderdag 6 juli 2023

Pap had ook gekund

 


 

Waar leidt googelen en doorklikken toe? In mijn geval naar een Vrij Nederland-tekening van 1 januari 1985. Siegfried Woldhek verzamelde er louter (drieëntwintig) schrijfsters op. Als betrof het een natuurverschijnsel dat zich zelden voordoet. Er valt wel wat af te dingen op het pamflet Optimistische woede (2022) van het literaire-vrouwencollectief Fixdit, maar zo’n tekening onderstreept dat ze iets wezenlijks op het spoor zijn.

Destijds zal Woldhek, allicht in opdracht, de zogeheten trend van Noord-Nederlandse debutantes zoals Tessa de Loo, Hermine de Graaf, Marja Brouwers en Nelly Heykamp ondergebracht hebben in hun biotoop. En daarmee de ‘masculiene’ orde hebben hersteld?

Om redenen die ik liever privé houd, ging mijn aandacht bij de tekening naar iets anders. Bijna alle schrijfsters houden hun monden dicht. Behalve een paar die gul en guitig in de tekenlens blikken. En iemand die, ofschoon aan de zijkant van het tafereel, mijn aandacht opzuigt omdat haar halfgeopende mond een spleetje tussen de voortanden laat zien.

Dit is Marijke Höweler (1938-2006). Woldhek portretteerde haar zowel twee jaar eerder, solo, als twee jaar later, in een andere groep, met het tandkenmerk dat in het jargon een diasteem heet. Bij het eerste portret had hij tussen haar tanden en lippen wel horizontaal een schrijfstift ingevoegd – alsof ze al bezig was maar ruimte wilde houden voor een dringende notitie.

 

Meesmuilend

Toen Höweler stierf was er amper iets over haar geweten. Ja, een opleidingsspleet: dat ze sociale academie gedaan had terwijl ze al werkte, was getrouwd en op dertigjarige leeftijd opnieuw ging studeren, psychologie, waarna ze wetenschappelijk medewerkster werd.

Ook had ze een publicatiespleet vertoond: op haar lauw ontvangen prozagedichtendebuut Tranen van niemand (1964) volgden twee decennia zwijgen en moest ze zich bij haar uitgeverij voorstellen bij inzending van Van geluk gesproken (1982), haar meesmuilende roman die fijn verfilmd werd met een glansrol voor Gerard Thoolen die een koppelbaas speelt terwijl hij zelf een spleetje draagt.

Over Van geluk gesproken wist Gerrit Komrij gewoontegetrouw recenserend uit de achterflap: ‘Eerst kwamen haar enorme voortanden, dan zag je de gapende spleet daartussen. Dat zo’n lelijkerd zo goed kon schrijven. (…) Wat had ik ongelijk met mijn argwaan! Het is nauwelijks voor te stellen dat dit boek een debuut is, zoveel vaardigheid spreekt eruit. Alles buitelt en prikt.’ Zelfs de roddelkoning was niet op de hoogte van Höwelers publicatiegeschiedenis.

Die lof bleek onvoldoende en een kassucces werd de film ook weer niet echt. Höweler voelde zich tekortgedaan, helemaal in vergelijking met autobiografische schrijvers die de jaren daarna bestsellers uitstootten. In haar late boek Onder de gordel (2002), een satire, beweert een al te herkenbare koboldachtige uitgever: ‘De mensen willen waar gebeurde verhalen. Het is voorbij met de literatuur.’