maandag 6 januari 2020

Het tegemoetkomend voornaamwoord





Stileert Tommy Wieringa kunstig of handig? In zijn roman Dit zijn de namen (2013) mijdt hij verbuigingen van een persoonlijk voornaamwoord waarvoor de taaltelefoon geraadpleegd zou moeten worden: ‘Het had ze nooit aan iets ontbroken’. Maar ook wie de hun-henkwestie niet als gedateerd beschouwt, wordt zo tegemoetgekomen. Die aandrang blijkt evengoed uit de verdoezeling van het reflexief pronomen: ‘Langzaam vouwde de dag open achter hen.’
Op de Behaagschaal van Nul tot Tien twijfelt mijn oordeel nog over beeldspraak als ‘De ataman was te groot voor tunnels, hij zou erin vast komen te zitten als een kurk in een fles’ en ‘Zijn hart sprong als een kikker rond in zijn borst’.
P.F. Thomése vluchtte op een andere manier naar voren in Ik, J. Kessels (2018): ‘Jazeker, het greep me bij de kladden. Of bij de strot. Of waar dat verrotte gevoel zich ook verborgen hield.’ Een parodie op een vlottebabbelstijl, die hij decennia eerder had gelaakt, mede door te ageren tegen bemiddelaars die literatuur samenvatten in andere woorden. Zo vertaalt het vertellerspersonage ‘wat in de kantiaanse esthetica “het sublieme” wordt genoemd’ als ‘een overdonderend hete donder’. Wanneer die dan opduikt in de gedaante van een oversekste gescheiden vrouw, evalueert hij een lauw triootje: ‘Zo onvrij in zijn obsessieve doelgerichtheid, zo eendimensionaal van de penis geacht, deze meelijwekkende mannelijke machtsfantasieën. Alsof ik bang voor de hele vrouw was en haar daarom wilde kleineren tot borsten en billen. Elke bladzijde getuigde van de reductie van de vrouw tot object van obligate masculiene onderdrukkingsmechanismen.’
Raar is wel dat een parodie over the top wil zijn, terwijl het citaat under the top blijft. Springend als een kikker, of moet de kurk nog uit de fles komen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten