Ver van mijn boekenkast
vernam ik het droevige, maar niet onverwachte bericht.
Het ging gepaard met een fraaie, bijna troostvolle beschrijving van het afscheid. Deze dichter-essayist
had kennelijk de regie over zijn dood behouden.
Mij bekroop
vooral het verlangen om Cornelissens dichtbundel Kinderlandschappen uit 2002 te herlezen. Dat is nu gebeurd. Hij was
nog beter dan ik me herinnerde.
Bijna in het begin weet de dichter al: ‘Er
is van zo veel te veel’. En demonstreert dan een typografisch aardigheidje (de
bundel is sowieso verrukkelijk vormgegeven door Chris Vermaas van Office of CC),
opzwellend tussen de regels: ‘Alles? Alles. Alles.’
Kinderlandschappen had wat ik noem ambitie. Genres lopen er door
elkaar, registers ook. De toon kan dan wel van episch naar lyrisch gaan en vice
versa, de bundel heeft een ordening tot in getallen achter de komma. Zo
bedwingt Cornelissen zowel oeverloze jeugdanekdotes (over Brabant) als taalimprovisaties.
Essentieel voor dit boek is de onderbreking. Elk verhaal wordt verstoord, wat
zijn volheid extra doet uitkomen.
Daarmee ervaart
de lezer terzelfdertijd de hand van de dienstdoende schepper. In de reeks
Istanbul weet een paragraafje bijvoorbeeld:
‘Voor een God is ’t een vingerknip om een epifanie te bewerken, ook al is
’t toeristenomzwermd. En dan zou hij jou niet zichtbaar kunnen maken! In het
hotel nemen we een duik in het algengroene water. Wij drinken raki en dansen
ons een buik in de nacht. Aan de bar voorspelden we dat hij, uitgerekend hij,
‘de God van Labranda’, ja juist hij, op alle foto’s zou ontbreken en al zou hij
gevat zijn dan was er geen nabestellen aan.’
Dat werkwoord bewerken lijkt me cruciaal. Er staat niet
bewerkstelligen, realiseren dus, maar
telkens moet een scheppingsdaad bestaan uit een kleine bijstelling, een knipje
hier, een verschuiving daar. Al gaat het maar om het afkorten van het tot ’t, opdat de cadans lulliger wordt en er context opdoemt uit een
weke poëzie, zonder dat ze wordt veroordeelt. Ze doet mee.
Meedoen is ook het
parool bij dansen. In het fragment wordt het exotische werkwoord ‘buikdansen’, dat
we officieel niet vervoegen, daartoe getweeëndeeld en wederkerend gemaakt. Uit
berichten rond Cornelissens dood bleek dat hij een gepassioneerd danser was en maandelijks
evenementen organiseerde waarin mensen bijeen konden komen.
Zelf ben ik geen
danser, maar het heeft me altijd gefascineerd te horen dat daar een leidende en
een volgende partij in voorkomen die volkomen afhankelijk van elkaar zijn. Die
veroordeelde willekeur zie ik terug in een aforisme uit Kinderlandschappen: ‘Bestaan is een vergrijp, de overmoed om naar
het zijn te glippen en de plaats in te nemen van wie ook had kunnen zijn.’
En daar bewonder
ik de bundel nog altijd om. Er zijn varianten en die varianten tellen serieus. Ik
kan de combinatie van verheven en banaal opnoemen, van melig en gesofisticeerd –
maar deins terug voor de indruk dat er dan een poëticaal programma regeert. Terwijl
er gewoon wordt geleefd, tegen de klippen op.
Voor Cornelissens
volheid is het noodzakelijk om te blijven verzamelen en het apocrief materiaal
in de bewerking een zetje te geven. Zonder relativering, zonder snobisme:
‘Bij één wiel is er al Fiets, maar nog niet genoeg om het evenwicht zelf
aan de fiets toe te vertrouwen en daarom is er een tweede wiel nodig zoals twee
de wereld verdeelt in links en rechts, in onder en boven, in voor en na. Deze
verdubbeling is het begin van elk leven, de meest nabije herhaling, de
verdubbeling van het zich in een zelf. (…) O Rijkdom van het afgeronde, weelde
van het Wiel.’
Uiteraard knipoogt de slotregel naar Leopold terwijl een letterlijke lezing mogelijk
blijft. Op mij komt Cornelissens poëzie ook on-Nederlands over omdat hij
onderbroken fragmenten niet gebruikt in hun suggestie. Even later zegt hij:
‘Blaas tot de juiste proporties op! (Begin een gedicht…) Maar prik elke
opgeblazenheid door! (Voltooi het… )’ Zelfs de interpunctie ritmeert.
Volgens de
achterflap bevat Kinderlandschappen
tekstplassen en tekstpaden. Dat vult de bladspiegel respectievelijk horizontaal
en verticaal. Wie de bundel bij de rug pakt en bladzijden langs de vingers laat
ritselen, ziet een kruis ontstaan. Alsof er enerzijds een in memoriam gebracht wordt
voor de opgedolven werkelijkheid, en anderzijds aanduidt wat de bewerker van
het totale bestaande al heeft kunnen afvinken. Hij haalt er steeds een element
bij dat mag rekenen op een volwaardige deelname, met een zo hoge inzet dat er
louter ruimte is voor een nieuw begin annex de complete acceptatie van een
eind.
Zo is Cornelissen
een echte experimenteel, die zichzelf de laatste tien jaar van zijn leven
beproefde door, onder het heteroniem Mottenfokker, elke dag een gedicht te
schrijven. Hij maakte het gelukkig nog mee dat er een selectie uit verscheen onder
de genrebepaling proefsleuven.
Wilbert Cornelissen staat niet in Dichters van het nieuwe millennium (2016) en Bundels van het nieuwe millennium (2018). Onlangs
berichtte ik, terzijde,
over die nazeggende studieboeken die met alle ontplooide
werkkracht vooral treurig bleken. Ze ontberen niet eens zozeer smaak als
wel durf. Bij mijn weten is Cornelissens werk evenmin ooit bekroond. Zou dat
postuum nog kunnen? Welke bundel van de afgelopen jaren kan zich meten met Kinderlandschappen?
Deze dichter weet
grenzen te overschrijden op een achteloze, bijna vrolijke manier. Zoals
onlangs een spetterende NewOrleans-brassband het ultiem depressieve ‘Love Will Tear Us Apart’
coverde. Want dat moest ik nog zeggen: dat Kinderlandschappen zo’n verkwikkende indruk maakt, druk als deze
bundel is met het oprekken en binnenhalen van zijn eindigheid.
Vanuit Cornelissens werk is er verteld
over zijn professionele secretaressebestaan, dat hij iedere morgen aanvatte met
gesprekken met alle medewerkers. Een ronde die verder voor zover ik weet alleen
nachtwakers maken, zij het zwijgend.
De beschrijving van Cornelissens afscheidsviering noemde ik
troostend. Ik proefde ook daar namelijk iets verkwikkends in. Door de geliefde
naar een rouwcentrum worden gereden in een bakfiets, ter plekke de deksel van
de kist eraf, vrienden en bekenden die in de ruimte rondhangen en opkomen en
afgaan van een open podium vol verhalen.