maandag 14 oktober 2013
Familiarisering
‘An-ne-ma-rie’ hoorde ik Bloem zingen. Zijn liedje ‘Even aan mijn moeder vragen’ was in afstandelijke vertrouwdheid aan mij voorbijgegaan, tot de aanroep. Ik besefte plots dat ‘Annemarie’ van stonde af naturel in het gehoor heeft gelegen. De aanroep volgt namelijk krek de melodielijn van ‘Heya Jan Bols’.
Sol-sol-la-sol.
Natuurlijk moest Bloem een potentiële geliefde masseren, terwijl het een collectief was dat de naam van de schaatser ongeveer een decennium eerder door een stadion liet schallen. Het schiep saamhorigheid rond de baan en wellicht bij televisiekijkers die voor Bols of Nederland waren. Er zijn kortom verzachtende omstandigheden voor het feit dat in zo’n tien jaar tijd de achternaam kwam te vervallen en de individualisering inzette. Maar de rechtstreeksheid lijkt onomkeerbaar aan het groeien geslagen.
We schijnen te leven in een excuuscultuur, maar volgens mij regeert er ook een bedankcultuur. Misschien hangen de twee zelfs samen, maar ik wil hier slechts signaleren. De kreet ‘Heya Jan Bols’ heeft namelijk behalve een weinig spannende melodielijn ook een ritmische structuur die onbijzonder is: twee spondeeën op een rijtje.
Wat volgens mij gebeurde is dat de spondee ‘Heya’ werd omgewerkt tot een naam en ‘Jan Bols’ tot ‘bedankt’. Die naam behoort dan aan een bekende Nederlander, met wie men zich in de bedankcultuur verregaand vertrouwd voelt. Dat uit zich in de regel bij massaal bezochte begrafenissen van de dienstdoende bekendheid.
Omdat de zangers de toegezongene nooit hebben ontmoet, spreek ik van een familiarisering van het gevoel. Ik weet niet of het een exclusief Noord-Nederlands fenomeen is. Dat kan blijken bij de uitvaart van Wilfried Martens, bij wie zowel de voor- als achternaam metrisch past in de formule. Maar op een of andere manier lijkt het me onwaarschijnlijk dat er ‘Wilfried bedankt’ of ‘Martens bedankt’ zal opklinken.
Bij de inhuldiging van Willem-Alexander als koning hoorde ik, op internet, een spontane aubade aan zijn moeder: ‘Bea bedankt’. Dit ligt in de lijn van de historische ontwikkelingen, maar had toch iets bizars. Niet omdat het hier ging om een kunstenares die naast een meer dan dagvullende taak iets tijdloos in haar beeldhouwwerken leek te stoppen. Nee, het betrof nog altijd iemand die bij de uitoefening van een erfelijk ambt afstand had ingebouwd – het woord ‘gereserveerd’ of ‘gedistingeerd’ past misschien. Voor zover dat in de loop der jaren ooit echt is nagevoeld, verdween het laatste restje vermoedelijk met de tragische dood van prins Johan Friso: de koningin werd voor velen een moeder.
Sol-sol-la-sol.
Teksten bij het overlijden van Martens liegen er evenmin om. Ze belichten met de grootste vanzelfsprekendheid privézaken. Daarbij is de toon is niet alleen complexloos direct bij collega’s, ook in de journalistiek wordt kennis verondersteld van dat leven. Hier sterft naast een staatsman een alleman. Iedereen kan naam maken, is het idee, en blijft, in meer of mindere mate onbeschroomd, van vlees en bloed.
Is dit de invloed van internet? Misschien loopt dit stroompje precies in de andere richting, beweerden een eeuwigheid van meer dan vijf jaar geleden Henk Blanken en Mark Deuze in hun boek PopUp. (Intussen is er veel gebeurd, maar een digital divide is er nog altijd, niet zozeer in termen van generaties, zoals zij dachten, maar van inkomen). Deze internetspecialisten zien het medium binnen de Lage Landen als vervolg op de commerciële televisie. Haar intrede rond het topzware jaar 1989 zou de weg vrij hebben gemaakt voor massificatie binnen de media, en voor verleuking en verkleutering van de televisie in het bijzonder. Het zogeheten volksgevoel kreeg een plekje en hoefde niet meer per definitie te rekenen op minachting. Actualiteitenprogramma’s als Hart van Nederland trokken de provincie in, niets was bij voorbaat oninteressant (onbruikbaar), en iedereen mocht (moest) zich uitspreken.
Het verschil tussen de uitgesproken televisieteksten en weblogs zou gradueel zijn. Volgens mij bestaan die in alle soorten en maten, van de meest ommuurde tot de divanachtige, maar elke gebruiker is er zijn eigen uitgever van intimiteiten, weten Blanken en Deuze. Met name de onaangename kant van sentimenten kon eindelijk bovenkomen. ‘Bea bedankt’ zou dan een voor zichzelf sprekende realiteit zijn, ditmaal van vrede. De stemmen komen uit de keel van nerd én digibeet. Daarin zijn ze representatief of legitiem, precies wat op politiek vlak ontbreekt. En het perspectief is inderdaad verlegd, zeker vergeleken met provo’s en kritische studenten van weleer die zo hun veronderstellingen hadden over ‘het klootjesvolk’.
Blanken en Deuze stellen dat het internet deze vrijheden heeft mogelijk gemaakt (‘katalysator’), maar dat het tevens het product (‘resultante’) is van een nieuwe samenleving. Een antwoord op of een reflex tegen een maatschappij die extreem geïndividualiseerd was geraakt. Terwijl deze diagnose in de hoogste kringen werd onderschreven, begon er een zoektocht naar nieuwe sociale verbanden. Daarin krijgt het jaar 1989 alsnog een ideologische betekenis. Met het einde van de Grote Verhalen, berichten Blanken en Deuze, werd journalistiek professioneler. Feiten gingen droger en objectiever over de toonbank, wat de brenger eveneens ‘harteloos’ maakte. Remedies traden snel in werking: infotainment en heuse tearjerking.
Wat de uitvaart van Martens ook moge brengen, onbedoeld werd alvast een etappeplaats van familiarisering bereikt. In de rouwadvertentie van familie én partij stond, tussen de imposante rij functies die hij had vervuld, dat hij van de staatshervormingen 1980 en 1988-1989 de ‘vader’ was.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten