vrijdag 25 oktober 2013
Tempora, Mores (LAT, 13 caps)
Ruth Joos en radioluisteraars gun ik alle geluk van de wereld en ik hoop dat haar programma alsnog van beslissingsvaardige overheidsdienaren mag blijven, maar mij vergaat inmiddels elke lust om de petitie voor haar behoud met een klik op de muisknop kracht bij te zetten.
Komt dat door mijn zogeheten buikgevoel?
Die niet-aflatende, prominente, bewogen teksten voor haar – hoe zou Joos zelf zich daar na meer dan een week onder voelen? In het begin moet het hartverwarmend zijn geweest, blijken van solidariteit met iets waarvoor je je ernstig hebt ingezet. Maar ondertussen mag Joos alles betekenen behalve Joos. Tenzij ze aanneemt dat ze inderdaad de Paganini onder de journalisten is en dat haar programma de belangrijkste bijdrage aan de cultuur in deze contreien is geweest sinds het Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw.
Wat is dat voor een solidariteit?
Mwah, misschien ga ik de petitie toch tekenen, op voorwaarde dat al die teksten daarover ophouden. Geef eens hier dat laatste woord!
Zonder de morele rebel te willen uithangen, lijkt me dat het martelaarschap dat rond Joos wordt geschapen weinig meer te maken heeft met datgene wat ik de wereld waag te noemen.
Wat allereerst opvalt, is de selectiviteit van de verontwaardiging. En de laattijdigheid. Deze verandering in het programma-aanbod is de zoveelste statie. Niet sinds gisteren beweegt het ook hier nogal in een bepaalde richting. Menig pleidooi voor Joos weet dat nota bene haarfijn uit te leggen.
In de media staat nog wel een en ander meer voor de deur.
Waarom bleef verzet uit over het voorafgaande traject, toen onbekende, maar misschien niet per definitie minder bekwame collega’s van Joos de dupe mochten zijn? Waarom tonen al die steunbetuigingen ineens zo collectief een voortschrijdend inzicht voor zegge en schrijve één persoon?
De petitie vraagt om symboolpolitiek. En de verontwaardiging die er permanent uit opklinkt kan salonpopulisme heten. Ik scherm met termen vanwege ander recent wereldnieuws, over de jongste aanwinsten in Van Dale . Bijna bovenaan stond: ‘alkoof’! (Zelf werd ik helemaal warm van ‘arretjescake’, pas voor het eerst gegeten in 1982.)
Ervaringsdeskundige auteurs gooien voorts ineens als argument in de strijd dat Ruth Joos als voorbereiding op het interview het betreffende boek tenminste gelezen heeft. Hebben de geïnterviewden elders dus al die tijd toneelstukjes opgevoerd? En waarom zou ik hen dan nu wel geloven? In de jongste Van Dale is ‘pop-upwinkel’ een synoniem van ‘guerrillashop’, maar ik proef toch verschil.
En als lezers het ineens zo verdrietig vinden dat er wegens beëindiging van het programma Joos auteurs uit de publieke ruimte verdwijnen, nou, ga dan eens naar een winkel die wel boekhandel wordt genoemd en koop dan eens iets, eventueel desgewenst na een koffietje! Het alternatief dunkt me, geruggensteund door Van Dale, een rit linea recta naar de ‘kanjertraining’.
Vanzelfsprekend heerst de keuzestress alom en is het dus ook in de boekenbranche niet gemakkelijk om producten op maat te vinden, maar zou Joos niet met exact datzelfde probleem te kampen hebben? Hoe zou dit zijn opgelost? Er is al geklaagd dat lagere vormen van boekencultuur, zoals thrillers, niet aan bod kwamen. Betekent dit dat de highste brow verzekerd was van aandacht?
Ooooo! Hoe durft iemand als Marc Kregting dat te zeggen! Het is duidelijk dat hij insinueert. (Ja, ik weet dat ik niet de allerberoemdste schrijver in Vlaanderen ben. En nee, mij overspoelt dienomtrent geen trots, laat staan dat ik een geuzenkenmerk ontwaar in mijn positie, zoals vastgelegd in de recentste opiniepeilingen. Ik zal heus mijn best doen om hoger dan 13.940 te komen. Eigenlijk sta ik trouwens op 13.939: nummer 1 in het Excel-bestand, met alle respect voor collega Brusselmans, is Auteur.)
Laat ik het perspectief omdraaien. De menigvoudige verontwaardiging op de mainstream opiniepagina’s over en ten gunste van Joos stamden van mensen die mij bekend voorkwamen en die volgens mijn theewater iets gemeen hadden. Plots wist ik het: zij kunnen op dezelfde plaats, met een nader overeen te komen frequentie en in ofwel 250, 500, 750 of 950 woorden, een mening formuleren over elk gevraagd onderwerp. Wie klagen ze dan eigenlijk aan in hun onheilszwangere schilderingen van formats? Of is er anders iets?
Wie in de tussentijd op onderzoek uit zou gaan, kan best wel eens mensen tegenkomen die al deze ridderlijkheid hebben gemist. Mij lijkt zelfs de mogelijkheid niet uit te sluiten dat er mensen rondlopen die, door wat voor omstandigheden ook, nooit van Ruth Joos hebben gehoord. Astroturfing?
Nogmaals, laat Joos en haar programma nog een lang leven zijn beschoren, maar heel soms hebben Hollandse geboden relevantie: ‘Gij zult ff normaal doen.’ In dezelfde tussentijd zijn namelijk eveneens dingen gebeurd, in de kantlijn dan maar, die letterlijk het bestaan aangingen.
Die discrepantie, dat gebrek aan verhoudingen, schijnt evenmin helemaal nieuw te zijn. Op een alternatief medium stond daar een stuk over, waarvan de auteur zich minstens zo geëngageerd toonde als de Joos-getrouwen en dat op een of andere manier authentieker overkwam. Het ging niet over ‘de oude Nokia van Angela Merkel’, eerlijk gezegd.
‘Waar dan wel over?’
‘Is dat nu zo belangrijk?’
‘Ja, want het gaat toch om de toegevoegde waarde?’
‘Je doelt op verblijfsvergunningen voor asielzoekers?’
‘Mmm, kijk eens in de spiegel, krijg jij het daar warm van?’
‘Zoals van zonnepanelen?’
‘Kom, laten we het klein blijven houden.’
De gelegenheid neem ik te baat om te zeggen dat ik via een innemende muziekblog een fijn bandje heb ontdekt. Helaas kan ik niet doorvertellen hoe het heet, want het moet hier wel een beetje exclusief blijven. Laat ik deze tip van de sluier oplichten: er valt heerlijk op te dansen. Ofwel, met een vakterm uit de nieuwste lichting in Van Dale, ‘funken’. Wat is de wereld haar tijd toch ver vooruit geweest!
Naschrift
Voor Nederlanders moet deze posting onbegrijpelijk zijn geweest. Ik weet ook niet goed wie boven de rivieren enigszins als equivalent van Ruth Joos kan gelden (Miek van der Weij?). Wel dat De honingpot een trend volgt, want er blijken meer relativeringen over de vermeende censuur en cultuurafbraak gepubliceerd te zijn:
- http://www.apache.be/2013/10/21/krokodillentranen-om-joos/
- http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/%E2%80%98paternalistisch-diep-ideologisch-en-provinciaal%E2%80%99
- http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/10/30/een-lans-voor-klara
Is het voorspelbaar dat deze tegenflow vanuit het internet komt?
Alle pleidooien voor Joos in de reguliere media binnen één week heb ik nog even gepersonaliseerd. Ze werden geuit door en namens: Tom Lanoye, Bruno Vanden Broecke, Hugo Camps, Jozef Deleu, Yves Desmet, Erwin Mortier, Gene Bervoets, Sigrid Bousset, Saskia De Coster, Luc Coorevits, Ann De Craemer, Ignaas Devisch, Jan Goossens, Simone Lenaerts, Jeroen Olyslaegers, Marc Reugebrink, Bart Van Loo, David Van Reybrouck, Jan Vanriet, Peter Verhelst, Stefan Hertmans, Corry Hancké, Michiel Hendryckx, Frank Van Laecke, Siegfried Bracke. Naast de internetpetitie blijkt er een Facebookgroep voor Joos opgericht door Jeroen Olyslaeghers, en lof is over haar getwitterd door Ann De Craemer, Freya Van den Bossche, Jean Blaute, Maarten Inghels, Ivo Victoria, Francesca Van Thielen, Karl Vannieuwkerke, Fleur van Groningen. En door Rik Torfs: ‘Wordt inhoud dan echt gevaarlijk?’
zondag 20 oktober 2013
De Pith
Jabik Veenbaas citeert in De Verlichting als kraamkamer een limerick van Stephen Leacock:
Adam, Adam, Adam Smith
Listen what I charge you with!
Didn’t you say
In a class one day
That selfishness was bound to pay?
Of all doctrines that was the Pith.
Wasn’t it, wasn’t it, wasn’t it, Smith?
Dit drijft uiteraard de spot met de hypothese van de aangesprokene, voorvader van het neoliberalisme, dat we onze maaltijd niet te danken hebben aan de goedheid van de slager, de brouwer en de bakker, maar aan het feit dat zij hun eigenbelang nastreven.
Mij valt op dat Veenbaas, geoefend vertaler, in zijn studie bijna elk buitenlands citaat in het Nederlands omzet, maar niet deze limerick. Hij verklaart wel in een noot dat pith kern betekent. Verderop in de hoofdtekst staat dat Smith werd bewonderd door zijn premier, die Pitt heette.
Wegens de eigennaam en het rijm dat eraan vastligt was een vertaling uiteraard ondoenlijk. Tot de actualiteit een hot topic bood, waar energiek argumenten op losgelaten werden die een oordeel inhielden:
Zwarte, Zwarte, Zwarte Piet
Voel dan als je het niet ziet!
Je zei toch ooit
Ten naaste ongekooid
Dat het de witte is die strooit?
De huid die door alle Ruiten schiet.
Of niet, of niet, of niet, Piet?
maandag 14 oktober 2013
Familiarisering
‘An-ne-ma-rie’ hoorde ik Bloem zingen. Zijn liedje ‘Even aan mijn moeder vragen’ was in afstandelijke vertrouwdheid aan mij voorbijgegaan, tot de aanroep. Ik besefte plots dat ‘Annemarie’ van stonde af naturel in het gehoor heeft gelegen. De aanroep volgt namelijk krek de melodielijn van ‘Heya Jan Bols’.
Sol-sol-la-sol.
Natuurlijk moest Bloem een potentiële geliefde masseren, terwijl het een collectief was dat de naam van de schaatser ongeveer een decennium eerder door een stadion liet schallen. Het schiep saamhorigheid rond de baan en wellicht bij televisiekijkers die voor Bols of Nederland waren. Er zijn kortom verzachtende omstandigheden voor het feit dat in zo’n tien jaar tijd de achternaam kwam te vervallen en de individualisering inzette. Maar de rechtstreeksheid lijkt onomkeerbaar aan het groeien geslagen.
We schijnen te leven in een excuuscultuur, maar volgens mij regeert er ook een bedankcultuur. Misschien hangen de twee zelfs samen, maar ik wil hier slechts signaleren. De kreet ‘Heya Jan Bols’ heeft namelijk behalve een weinig spannende melodielijn ook een ritmische structuur die onbijzonder is: twee spondeeën op een rijtje.
Wat volgens mij gebeurde is dat de spondee ‘Heya’ werd omgewerkt tot een naam en ‘Jan Bols’ tot ‘bedankt’. Die naam behoort dan aan een bekende Nederlander, met wie men zich in de bedankcultuur verregaand vertrouwd voelt. Dat uit zich in de regel bij massaal bezochte begrafenissen van de dienstdoende bekendheid.
Omdat de zangers de toegezongene nooit hebben ontmoet, spreek ik van een familiarisering van het gevoel. Ik weet niet of het een exclusief Noord-Nederlands fenomeen is. Dat kan blijken bij de uitvaart van Wilfried Martens, bij wie zowel de voor- als achternaam metrisch past in de formule. Maar op een of andere manier lijkt het me onwaarschijnlijk dat er ‘Wilfried bedankt’ of ‘Martens bedankt’ zal opklinken.
Bij de inhuldiging van Willem-Alexander als koning hoorde ik, op internet, een spontane aubade aan zijn moeder: ‘Bea bedankt’. Dit ligt in de lijn van de historische ontwikkelingen, maar had toch iets bizars. Niet omdat het hier ging om een kunstenares die naast een meer dan dagvullende taak iets tijdloos in haar beeldhouwwerken leek te stoppen. Nee, het betrof nog altijd iemand die bij de uitoefening van een erfelijk ambt afstand had ingebouwd – het woord ‘gereserveerd’ of ‘gedistingeerd’ past misschien. Voor zover dat in de loop der jaren ooit echt is nagevoeld, verdween het laatste restje vermoedelijk met de tragische dood van prins Johan Friso: de koningin werd voor velen een moeder.
Sol-sol-la-sol.
Teksten bij het overlijden van Martens liegen er evenmin om. Ze belichten met de grootste vanzelfsprekendheid privézaken. Daarbij is de toon is niet alleen complexloos direct bij collega’s, ook in de journalistiek wordt kennis verondersteld van dat leven. Hier sterft naast een staatsman een alleman. Iedereen kan naam maken, is het idee, en blijft, in meer of mindere mate onbeschroomd, van vlees en bloed.
Is dit de invloed van internet? Misschien loopt dit stroompje precies in de andere richting, beweerden een eeuwigheid van meer dan vijf jaar geleden Henk Blanken en Mark Deuze in hun boek PopUp. (Intussen is er veel gebeurd, maar een digital divide is er nog altijd, niet zozeer in termen van generaties, zoals zij dachten, maar van inkomen). Deze internetspecialisten zien het medium binnen de Lage Landen als vervolg op de commerciële televisie. Haar intrede rond het topzware jaar 1989 zou de weg vrij hebben gemaakt voor massificatie binnen de media, en voor verleuking en verkleutering van de televisie in het bijzonder. Het zogeheten volksgevoel kreeg een plekje en hoefde niet meer per definitie te rekenen op minachting. Actualiteitenprogramma’s als Hart van Nederland trokken de provincie in, niets was bij voorbaat oninteressant (onbruikbaar), en iedereen mocht (moest) zich uitspreken.
Het verschil tussen de uitgesproken televisieteksten en weblogs zou gradueel zijn. Volgens mij bestaan die in alle soorten en maten, van de meest ommuurde tot de divanachtige, maar elke gebruiker is er zijn eigen uitgever van intimiteiten, weten Blanken en Deuze. Met name de onaangename kant van sentimenten kon eindelijk bovenkomen. ‘Bea bedankt’ zou dan een voor zichzelf sprekende realiteit zijn, ditmaal van vrede. De stemmen komen uit de keel van nerd én digibeet. Daarin zijn ze representatief of legitiem, precies wat op politiek vlak ontbreekt. En het perspectief is inderdaad verlegd, zeker vergeleken met provo’s en kritische studenten van weleer die zo hun veronderstellingen hadden over ‘het klootjesvolk’.
Blanken en Deuze stellen dat het internet deze vrijheden heeft mogelijk gemaakt (‘katalysator’), maar dat het tevens het product (‘resultante’) is van een nieuwe samenleving. Een antwoord op of een reflex tegen een maatschappij die extreem geïndividualiseerd was geraakt. Terwijl deze diagnose in de hoogste kringen werd onderschreven, begon er een zoektocht naar nieuwe sociale verbanden. Daarin krijgt het jaar 1989 alsnog een ideologische betekenis. Met het einde van de Grote Verhalen, berichten Blanken en Deuze, werd journalistiek professioneler. Feiten gingen droger en objectiever over de toonbank, wat de brenger eveneens ‘harteloos’ maakte. Remedies traden snel in werking: infotainment en heuse tearjerking.
Wat de uitvaart van Martens ook moge brengen, onbedoeld werd alvast een etappeplaats van familiarisering bereikt. In de rouwadvertentie van familie én partij stond, tussen de imposante rij functies die hij had vervuld, dat hij van de staatshervormingen 1980 en 1988-1989 de ‘vader’ was.
vrijdag 4 oktober 2013
Zeggen waar het op staat
Vernoemd naar Herman Brood, een award voor mensen die ‘wél gewoon zeggen wat ze echt vinden’? Afgaand op de begeleidende commentaren en voorbeelden gaat het hier niet om liefdeverklaringen en andere loftuitingen. Het is lang geleden, maar uit talloze verhalen meen ik af te leiden dat Brood confrontaties meed. Moeder schonk koffie aan onenightstands nadat de vogel gevlogen was, manager deed aan bandleden de mededeling dat ze ontslagen waren en voor de Amerikaanse markt deed iedereen wat werd verordonneerd.
Brood, de ster die ook altijd fan was en die heterogene rijen namen wist op te sommen van zijn idolen – niet van degenen die hij mogelijk verafschuwde.
Een intens charmante en verlegen man, werd er steevast bij verteld. Indien mijn geheugen me niet in de steek laat, bood Brood een interviewer eens aan om deze tien minuten aan te kijken, tegen betaling wel te verstaan. In ‘The Talkin'’ deed de pianist-zanger kond van zijn sociale fobie, slechts te overwinnen door drank en drugs:
Ships would be sinking
If they had a clue of what I’m thinking
‘They’ slaat dan op mensen in de openbare ruimte. Dit speelt in de tijd dat Broods artistieke carrière in de zogeheten neergaande spiraal was, onder meer wegens het wegvallen van zijn grandioze songtekstschrijver Pé Hawinkels. Meer dan ooit werd hij een nar, een Pietje Bell wiens kwajongensstreken vergeving kregen. Brood had het metabewustzijn verloren van zijn gekoketteer met de pers, dat hem zo ongrijpbaar had gemaakt.
Anton Corbijn heeft Broods biografie in licht geschreven. Tot de vele foto’s hoort er eentje, eind jaren zeventig, waarop Brood krulspelden in heeft (van het merk Carmen?) en een nagelvijl in de hand houdt. Een afbeelding die moest worden begrepen als geintje, zo gesoigneerd als de rocker zich voordeed. Tegelijk liet deze zich filmen bij het eindeloos kammen van zijn haar, bij het strijken van overhemden en hij regisseerde zelfs de dialoog met zijn echtgenote bij het burgerlijk huwelijk.
Dat de award naar Brood vernoemd is omdat hij ‘wars van elke vorm van PR-beleid’ zou zijn geweest, kan zeker naar het rijk der fabelen worden verwezen dat inmiddels immens zal zijn. Aan zijn favoriet Vaandrager ontleende hij de lijfspreuk ‘’k ben een hoer tevens me eigen pooier’. Ook leek hij mij nu niet iemand die ‘onnodig kwetsend’ wilde zijn. En ‘volkomen origineel’? Brood hield niet op te oreren dat hij alles in de muziek had gejat.
Of hij aldus ‘de koning van dit onbeschaamd je eigen gang gaan’ was, daarover valt te nog twisten, maar derden moesten in elk geval de randvoorwaarden invullen. Zoals Woodstock ongedwongen voor hippies kon zijn bij de gratie van de nuchtere oude man die er de toiletten onderhield.
Onlangs passeerde hier de studie Publieke tranen van Henri Beunders. Deze memoreerde Broods – inderdaad onbeschaamde – opdracht om, nadat hij onaangekondigd zelfmoord gepleegd had, een mooi feestje van zijn begrafenis te maken. Intimi schijnen geprobeerd te hebben te volgen, maar bij hen overheerste logischerwijs het verdriet.
De award intrigeert me nogal, al is het pas de eerste editie. Is hier een poging gestart om political incorrectness te canoniseren? De basisveronderstelling moet berusten op censuur en op een gebrek aan representativiteit. Een thema bij de latere Komrij, dat tegenwoordig vaker te beluisteren valt. Het zou het zoveelste kunnen zijn dat van links (repressieve tolerantie, de kritiese student) is verhuisd naar rechts (comments, de verongelijkte burger). De organiserende site noemt zich een platform zonder ideologie of dogma’s. Daarom is ons motto ook: “Voorbij het eigen gelijk”.
Zeggen wat er werkelijk leeft. In het land van Brood (politieke voorkeur?) was dat de gave van Joop den Uyl en decennia later van Fortuyn. Zo bezien komt de award er op een raar moment. Ook in het licht van de shutdown in Amerika, onbeschoft voor de have nots, waar de Tea Party de aanstichter is – en terugkrabbelt voor de heropening van natuurparken, niet voor die van musea.
Dit gelauwerde zeggen heeft iets van uitspreken in de letterlijke zin, leeggieten en dan maar zien of er hogere chemische reacties ontstaan. Wat de Tea Party doet, wijkt dan niet af van al die giftige kritiek op de elitepolitiek hier, op mensen die vervolgens wel oplossingen moeten geven.
Spectaculair in Beunders’ Publieke tranen is een verhaal uit het Enschede anno 1947, dat een directie zo min mogelijk ruchtbaarheid gaf aan het neerstorten van een vliegtuig boven op haar school waarbij diverse leerlingen omkwamen – als gevolg van dat geprogrammeerde zwijgen mochten overlevende klasgenootjes niet naar de uitvaart.
Dit is heden onvoorstelbaar, ook in het meer geserreerde België, dat niet alleen de dood van koning Boudewijn en witte marsen in grosvolume beleefde maar eveneens de busramp met sneeuwklassen in Zwitserland. Wel zwermden daar vaklieden rond, die familie en vrienden van slachtoffers probeerden te verleiden om te zeggen waar het op stond.
Abonneren op:
Posts (Atom)