vrijdag 28 januari 2011

Geruchten


Louis van Gaal en Leo Beenhakker, zegt een stielman, zijn onimiteerbaar (‘niet te schminken’). Zijn zij originals? In het geweld van de vrije markt hoeven ze ontslag dan nooit te duchten, omdat er altijd nog te verdienen valt in de reclamebranche, bijvoorbeeld in een enscenering van idylles waarin tijd geen geld is. Wellicht dat de stielmannen ondertussen hun vak vaarwel zeggen. Maar ja, welke pijp en wie is Maarten eigenlijk.
Moet de schoorsteen van de wandtegeltekstindustrie ook roken?
Obstinaat is de mare dat medelijden de belangrijkste brandstof is voor het liefdesleven. Ik meen dat nogal eens terug te horen bij Vlaamse dames die hun kind troosten: ‘Mazouteke’. Voorts schijnen zowel slechte als goede bakkers in Arnhem krooszands en krantenbollen verkopen.
Bart De Wever stelt voor de impasse te doorbreken te Bokrijk. Daar hebben ook zijn collega’s asiel aangevraagd, wat het volk via Facebook dankbaar heeft verleend. Wel is de bindende voorwaarde afgedwongen dat voor allen hetzelfde grafschrift komt: ‘Ik bedoelde het goed, maar de wereld begreep het niet (mais non)’. Het restantje België zal door de BRIC-landen met een iBrace worden bestuurd en Brussel krijgt een Amerikaanse, een Russische, een Franse en een Engelse sector; de koning gaat Franse conversatie geven aan Hollanders.
Naar nu blijkt heeft de bestelwagen met installatiespullen voor digicorders en live-televisie-kijken-op-je-slimme-telefoon moeten stoppen voor duiven die kruimels van de straat pikten.
Lee Harvey Oswald kan Kennedy niet hebben vermoord, want hij had koude kip gegeten en daar krijg je vette vingers van, hinderlijk bij het mikken van de zoveelste verdieping op een poppetje in een rijdende auto.
Hebben mensen die overal boven staan voor alles de beschikking over bovenmodale materiële middelen? ‘De machtige zwijgt, de onmachtige praat,’ zei Vogelaar in 1969.
Dr. Zamenhof zou niet in zijn onderneming zijn geslaagd omdat er al muziek was.
Funkbeest Bootsy Collins vertelde eens over zijn eerste ontmoeting met George Clinton. Deze zat immuun te wezen in lotuszit op een kamertje. ‘Er was niemand aanwezig in zijn hoofd, begrijp je. Bij mij trouwens ook niet, geloof ik. Ik voelde me direct bij hem thuis.’ Ik moest lachen om dit relaas, maar niet zo hard als Bootsy zelf. En kan het ontbreken van contact een band scheppen?
Heb ik wat gemist of bestaat er werkelijk alleen nog maar een linkse elite, en geen rechtse meer? Toch hoeft niemand zich te schamen een liberaal te zijn, dat komt in de beste families voor.
Een column repte van een ‘beroemde dialoog’ tussen Winston Churchill en een zekere Lady Astor: ‘Winston, als ik je man was, zou ik je thee vergiftigen.’ ‘Mevrouw, als ik uw man was, zou ik hem leegdrinken.’ Omdat ik de geslachtsthese in de eerste zin niet begreep, begon ik het internet af te zoeken. Om na drie seconden te vinden: ‘If I were married to you, I’d put poison in your coffee.’ ‘If I were married to you, I’d drink it.’ Is het web dus onbetrouwbaar of drinkt de columnist cocktails?
Alles gaat goed komen! Net toen ik van de literaire kritiek niets meer verwachtte, werd ik opgeschrikt door een zinnetje in een interview met een auteur op leeftijd die nog zeer kras bleek: ‘Hij stopt zijn pijp als nooit tevoren’.

vrijdag 21 januari 2011

Anders


Lucide gaf Jeroen Mettes ooit duiding aan het fenomeen van ‘de melancholie van de mode: het allernieuwste verschijnt in het licht van zijn toekomstige achterhaaldheid’. Dat verklaart gelijk de sommen geld voor reclame: het prille moet wel inslaan als een bom, voordat de consument in zijn vertrouwde shellshock steken blijft. Ik zie dat ook aan iets volstrekt onschuldigs als, zeg, koffie: de pr voor allerlei blitse machines, met pads of cups, heeft vruchten afgeworpen, maar een nagekomen bericht over hippe producten voor 2011 wist dan toch dat filterkoffie zijn comeback gaat maken: ‘We druppelen onze zelfgemaakte koffie door de papieren filter met een ouderwetse percolator’.
Op de kwalificatie ‘ouderwets’ kom ik nog terug, geinig is dat de dienstdoende trendwatcher niet lijkt te weten wat een percolator behelst – Mettes zou hier wellicht extra melancholie in aangetroffen hebben. Zijn observatie wordt trouwens onderstreept door Beroemde Doden. Denkend aan Bobby Farrell, bijvoorbeeld, zie ik pirouettes door mijn brein schoepen. De eerste keer dat mij dat in herinnering werd gebracht was toen ik een iets oudere vriend zag dansen, die evident door Boney M. was gegaan. Daardoor besefte ik meteen een paar jaar later in dat vak te zijn gekneed door Saturday Night Fever (door beelden van de hits uit die grootse film die destijds ordinair was, mede omdat de Bee Gees ‘commercieel’ geworden waren).
Modes komen en gaan, heet het. Vermoedelijk beweegt men vooral zijn dada’s, aangeleerd of onbewust gekopieerd. En omdat men eerder zal dansen dan creatief met technologie omgaan, kan ik vervolgens nog een voor mij bepalend beeldverhaal opdissen: The Singing Detective. Daar waren de jongste gadgets een walkman en een tekstverwerker, met een zwart scherm dat geelwitte letters weergaf, te bewaren op vijf-en-een-kwart inch floppies.
Pure prehistorie! Maar met de cruciale technologische vernieuwing, de computer, ben ik niet opgegroeid. Mij dunkt dat dit ervaringsfeit de perceptie stuurt. De televisie is mij wel van jongs af vertrouwd geweest, en Neil Postman, geboren in 1931, allerminst. Hij is ook bijna een generatie ouder dan de babyboomers, die dit medium zo aan het eind van hun puberteit gemeengoed zagen worden en wier kwantitatief prominente cultuurkritiek überhaupt weinig met ‘de treurbuis’ aan kon. Postmans legendarische Amusing Ourselves to Death. Public Discourse in the Age of Show Business, dichtkittend vertaald als Wij amuseren ons kapot. De geestdodende kant van de beeldbuis, loog er zo mogelijk nog minder om.
Postman ageert niet zozeer tegen televisiepulp, als wel tegen wat het medium zelf van waarde vindt. Bovenal acht hij de televisiecultuur geen mode, maar een ideologisch verschijnsel, een levenswijze. Hij benadrukt dat het nooit onderwerp was van discussie, laat staan dat erover gestemd is. De (westerse) wereldbevolking heeft domweg om te gaan met de structurele gevolgen. Zo’n contrast tussen de enorme invloed van een technologie en haar ‘verzwegen’ ideologische premissen detecteert ongeveer tezelfdertijd, maar wat introverter, Ulrich Beck voor het milieubeleid, kernenergie, et cet.
Zulk pessimisme, dat in modetermen ook ‘retro’ is omdat het bij alle veroordelingen van het heden simultaan vaak een historische periode idealiseert, verwekt zelden populariteit. Tenzij commercieel, bij een plotseling massale groep lezers die de auteur niet in eerste instantie wil bereiken. De beoogden proeven in het openbaar hooguit enige ridiculiteit, die een auteur, indien hij zijn nostalgie koppelt aan realisme, incalculeert. Da’s deprimerend, temeer daar er altijd een meer of minder expliciete oproep tot actie in de kritiek is vervat. Achteraf valt wel te zien in hoeverre deze voorliep op of deelde in een tijdgeest.
Het frappeert hoezeer Postmans afkeer, inclusief retoriek en dichotomie, raakt aan wat nu over het internet wordt gezegd. Maar wellicht denk ik dat mede vanwege mijn ambivalente omgang met ‘de computer’. Het ding is mij, inderdaad, zeer genegen als hulpmiddel bij het schrijven, meer dan als internetleverancier. Zo’n basis bevordert de wonderlijkste mentale stramheden. Amper ontsnapt bijvoorbeeld het naar eigen overtuiging hypercunning bedachte password aan het allerergste simplisme. Zelf vind ik het wel troostvol beperkt te zijn als elk ander. Het maakt de zo veelvuldig geworden toeschrijvingen van actualiteit radicaal relatief. Met speciale gevolgen voor de categorie En dan nog dit. Zo hoeft magische gebedsgenezing niet echt meer va banque de eigen doelmond te bewaken voor een brilstand tegen haar lifestylevariant.
Normaliter wordt deze gedragslijn verbonden met ‘openstaan voor’, maar mij lijkt ‘rekening houden met’ adequater. Zoals Bill Clinton, toen hij zei dat Sarah Palin als presidentskandidaat serieus genomen mag omdat we een politiek tijdperk betreden waarin regeringservaring een minpunt kan zijn. Dat is inderdaad niet onmogelijk, maar iets om niet graag te accepteren, al was het omdat men dan een vanzelfsprekendheid plots als mode moet erkennen. Het ambacht wordt ontdaan van zijn bestaansvoorwaarde, zelfs geen kwestie van economie maar van strategie.
Ik ervaar mezelf dan niet eens als een niche maar gewoon als een product dat shuffles met de tijdelijkheid serveert die niet te verklaren zijn vanuit de ballast van een referentiekader. Waar zijn we nou gebleven? Terloops zegt Postman dat grotschilderingen à la Altamira met jachttaferelen helemaal niet de praktijk lieten zien, maar een diepe wens tot uitdrukking brachten.
De laatste stap op dit gedachtepad dat zich verwijdert van de mimesis, doet mij suizelen. Wat te doen met de alledaagse omgang? Niet alles is verifieerbaar en gaat evenmin per definitie om uiterlijkheden met performatieve status? Wij denken met onze Verlichtingsachtergrond en -kritiek een zeker cultureel begrip opgebouwd te hebben, in de wetenschap van de dunheid van dat ‘laagje vernis’. Juist die overbewustheid demonstreert de afstand tot het barbaarse, een winst van de evolutie. Toch? ‘Aardigheid en vriendelijkheid zijn niet alleen aangeboren eigenschappen, zij moeten ook worden ontwikkeld en dat gebeurt alleen als zij in de mode zijn’, wist Nadjezjda Mandelstam.

vrijdag 14 januari 2011

Spelletje


Mocht Herman Melville gelijk hebben dat het verstandelijke tot het zuiver onstoffelijke slechts in een soort lichamelijke verhouding staat, dan kan ik reacties op De allerslimste mens ter wereld beter plaatsen: ik krijg er jeuk van. Dat zal, voor zover mijn praktijkje het etiket ‘dichter’ toelaat, niet uit de fameuze verwondering zijn, maar domweg uit verbijstering.
Wat begon met paginalange interviews en voorschouwingen op deze quiz, die door de week het Vlaamse televisienet opluistert, is neergeslagen in dagelijkse reportages en tussenstanden, inclusief citaten en fragmenten. Vaste prik. Toch lijkt het dit jaar een graadje erger. Er blijkt gelekt over nog uit te zenden rondes, waarvan de uitslagen via YouTube te vernemen zijn. Spionage, breaking news? En natuurlijk is er het Europese duurrecords brekende decor van de regeringsformatie, dat werkgelegenheid biedt aan commentaarbouwers (is mijn mening). Wie derhalve gist naar motieven van de journalistiek snapt dat enige deelnemers om oplossingen gevraagd werd op de opiniepagina.
Of was het toch een beetje raar dat zij zichzelf zo serieus namen dat ze op die heilige plaats een antwoord gaven? Misschien gingen ze mee in the flow, want omdat Bart De Wever ook aan De allerslimste mens meedeed kon de combinatie spel-politiek expliciet gemaakt worden: de reden en gepastheid van zijn deelname, van zijn uitschakeling… De duidingsindustrie reikte tot in Amerika. O tempora o donuts. Naar verluidt werd De Wever zelfs vergeleken met Nero die voor zijn ogen Rome met genoegen zag afbranden. Maar als ik me Asterix goed herinner, was dit een canard (en at Nero geen frieten).
Aardig en vermakelijk spelletje, daar niet van. De paar keer dat ik De allerslimste mens zag vond ik het programma althans professioneel en innemend gepresenteerd, met soms snedige kanttekeningen van de jury, en leuke en niet altijd te volgen wetenswaardigheden enz. Niets aan de hand dus, behalve dan dat er na een haatcampagne vorig jaar op een Facebook tegen een deelneemster, weer zo’n pagina blijkt opgericht vanwege een deelneemster wier ‘stomme en belachelijke lach’ het programma zou ‘verkloten’. Bij dat protest hebben zich meer dan 10.000 mensen aangesloten. De normaalste zaak van de wereld kennelijk, ook dat een vrouw het object is geloof ik, en ieder zijn eigen hobby’s en meningen, maar: waar gaat dit eigenlijk over?
Juist deze week lijkt dat een onmogelijke vraag. Verbluffend snel na de aanslag in Tucson begonnen de verklaringen en profielen van de schutter over elkaar heen te buitelen. De start eigenlijk van ook een erg populair spel: het uitvergroten, psychologiseren en generaliseren. Ik weet niet, wanneer ik met dergelijke zekerheden om de oren geslagen wordt – het lezen doet in melvilliaanse zin pijn – wordt alles te veel. Welk onderwerp ook, de wereld raakt muurvast.
Plus: ik weet me een leek. Hetgeen mij in de aanslag als onderneming het meest ontzet, is de proclamatie vooraf op het internet. Deze publieke biecht die bovendien vaak neerkomt op een vrijpleiten van zichzelf en een inbeschuldigingstelling van het universum, blijkt geen noviteit bij zulke moorden. Zodat mijn aandacht verschuift: wat is dit voor een medium (vraag ik op dat medium)? En dan los van toegangsperikelen en observaties dat het web vooralsnog heel anders is geworden dan bedoeld, wat middeleeuwser ook.
In hun pamflet Aanslag op de vrijheid schetsen Trojanow & Zeh een naargeestig, bedreigend beeld van internet. Het betreft dan het medium als controlemiddel, maar om te laten zien van wat stippen de auteurs enige breed toegepaste gewoontes aan: het plaatsen van privé-films en -foto’s op sociale netwerken, ontboezemingen op fora… Dit wijd verbreide type gebruiker, stellen Trojanow & Zeh, vindt zichzelf bijzonder interessant en wil de wereld niets daarvan onthouden. Zij noemen hem een ‘onderdaan’.
Dit zal een verwijzing wezen naar Heinrich Manns roman uit 1914, waar één eigenschap, die surfers bekend voor zal komen, boven alles uittorent: schier permanente woede. Natuurlijk is er meer, maar dan moet ik eerst even het schuim van mijn lippen vegen. In een toespraak voor de rechtbank geeft de advocaat van de tegenpartij een adequate en, vrees ik, actuele beschrijving van de bedoelde onderdaan, dr. Diederich Hessling: afhankelijk van zijn omgeving en mogelijkheden, dus ofwel moedeloos of zelfbewust, praalziek en belust op effect, vijandscheppend, hoewel zacht en vreedzaam van nature hard en onderdrukkend, schreeuwerig, insolide, verlangend naar offers buiten zichzelf.
Blijf de spiegel buiten handbereik houden en noem nu nog vijf kenmerken.
Bij De allerslimste mens heb ik De Wever eenmaal bezig gezien. Het schoot hem even niet te binnen wie in Paul van Ostaijens gedicht ’s morgens de dingen groet. Uiteindelijk kwam hij op de proppen met ‘Jan’. Zelf zag ik na een stief weekje piekeren het licht: De Wever is een Hollander! Hij hing bij een (zeldzaam) gebrek aan parate kennis namelijk niet tegen de juiste naam aan door assonantie, maar putte uit een collectief geheugen. En dat serveerde ‘Jantje zag eens pruimen hangen’, van Hieronymus van Alphen. Door de spelwijze van het juiste antwoord vertolkte de redactie van het spelletjesprogramma overigens een even ideologisch standpunt: ‘Mark’.

vrijdag 7 januari 2011

Alles

‘Op ’t plein, over taxi’s, / waar niemand meer op wacht’, hoorde ik door de coupé. De relatief lange intro, in stuntelige plechtstatigheid, was me ook bekend voorgekomen. Op het moment dat het refrein inzette wist ik het: 

Triest bier, triest bier, triest bier 
Alles in triest bier 
Triest bier, triest bier, alles 

Mijn favoriete nummer van The Boots! Niet dat ik het repertoire van achteren naar voren ken, misschien juist omdat ik er meteen aan was blijven haken. Vooral dat ‘alles’ pakte mij in. En nu weer! Ik speurde de coupé rond naar wie behalve reisgenoot lotgenoot was. De kandidaten waren legio. Door de intercom had de conducteur verzocht ‘de bagage op de daartoe bestemde plekken te stallen’ en zelfs de talentrijkste acteurs in het humanitate qua nimmer versagende onderdeel breeduit slapen hadden iemand naast zich op de bank moeten dulden. De vorige trein bleek namelijk ‘gesupprimeerd’: niet door afkoppeling van enige wagons verlost, zoals ik (gedrogeerd door mijn woonland?) dacht, maar uit de dienstregeling geschrapt. 
Toen viel me op dat bijna iedereen oorschelpknopjes droeg – of zouden die van een bijzonder type alibiachtig gsm wezen, waarbij de mp3-functie de verleider was? Van de kunsten slaagt, en ik vrees in die ervaring niet alleen te staan, slechts muziek overvallen te plegen als die ik nu beleefde. Jaren die waren verstreken nadat ik Triest bier voor het laatst had gehoord, deden me uiteraard beseffen niet zeer onlangs uit het ei gekropen te zijn, maar zonder sentimenteel moralisme. Wel snapte ik aan het eind van mijn epifanie dat ik, denkelijk met een elleboog tegen mijn jaszak, van mijn iPod de altijd parate shufflefunctie, instigator van narcisme en uiteenvloeiing, had geactiveerd.
Vanzelfsprekend is bier vragen om problemen. Het dunkt me vruchtbaarder om het bij koffie te houden. Sterker, daar vallen pientere en onnozele argumenten voor te bedenken, verzameld in om eens wat te noemen een boek, bijvoorbeeld eentje waaraan stomtoevallig ikzelf alweer iets meer dan een lustrumpje aan het schrijven ben. Het staat wel voor bij benadering 99,99% vast dat het dit jaar afkomt. 
Ik krijg bovendien de indruk een materie aan te boren die in velerlei gedaantes hele stukken van de wereldbevolking in de Lage Landen bespeelt. Het gaat hier om niet minder dan De Trends Voor 2011. Eerst begreep ik dat een alomtegenwoordige televisiepersoonlijkheid ‘uit’ raakt door zijn stem: ‘zo praat je ook niet als je thuis koffie zet’. Vervolgens werd openbaar dat Facebook, het enige poolijs dat aangroeit, het ultieme fanpagepodium zou zijn van een ‘koffieshop’. De wereld op zijn kop! Of zoals Shakespeare in een van zijn astrale composities doorgaf: een hippe vogel of een gehypete vogel, that’s the question. 
Een koffieshop is naar mijn bescheiden mening toch iets anders, unieker onder het huidige gesternte, dan het globale imitatiekoffiehuis dat bedoeld werd. En dat soms, voor de vierde keer in veertig jaar, moet poetsen aan zijn logo, ‘a mirror image of the strategy’. Het bedrijf stamt uit de Verenigde Staten, waar koffie een vloeistof heet te zijn waar een boon overheen gevlogen is, en dat bovenal een land is waarvan andere kakelverse voorspellingen weten dat zijn invloed zal tanen zonder op langere termijn helemaal weg te ebben. De voormalige aartsvijand Rusland kan zich door de klimaatveranderingen dan weer opwerken als voedselproducent vanuit nota bene Siberië niet te verwarren met de gelijknamige, democratischer uitspanning voor warme dranken en wat erbij).
Daarnaast wordt bijvoorbeeld een revolutie verwacht in advertenties en persoonsgebonden marketing. Bij het consumeren van curiosa als boeken legt dat hopelijk gewicht in de schaal. Zegt het voort! Of fluister het door, analoog aan het spelletje waarin ‘Wladiwostok’ na enige niet door mp3-spelers gevulde oren te passeren moeiteloos verandert in ‘knakworstmosterd’. Bij wijze van reclame zou ik een huisgemaakte vertaling uit het Engels willen presenteren, van een gedicht waarvan het origineel in het Deens mij niet onder ogen is gekomen: 

Samenzweringen 

De papegaai trapt. Dat kan men 
zeggen. De papegaai antwoordt zichzelf 
met een zware stem. Dat 
kan men zeggen. Op zijn manier
is de papegaai een genie. Maar niemand is
op zijn manier en hij al helemaal
niet. Maar hoe kan men hem dat meedelen. 

Mijn koffie houdt zich schuil 
in het kopje. Dat kan men zeggen. 
Maar voor wie? Duister spiraalt er wat stoom
als ik in de diepten zie, een soort draad
die zichzelf pal voor mijn ogen
wegtovert, het zuiverste niets 
dat eigenlijk water is. Maar 
hoe kan men dat meedelen. 

Plus dat vele bedenkelijke dromen 
alleen maar dwars door het donker rollen. 
Plus dat de sterren erin bloeien, 
daarboven. Plus dat alle gevolgen hiervan 
zichzelf geniaal beginnen te citeren 
wanneer je ze de rug hebt toegekeerd. 

Met de stilste taal, bijvoorbeeld 
deze, gebeuren zulke enormiteiten 
voortdurend. De papegaaien beginnen te krijsen. 
De koffie speelt stommetje. Te mijner ere herhaal ik 
zijn zwijgen, een levensstijl waarmee ik al bluffend
rondtrek. Op die manier zullen de bezweringen 
 elkaar niet herkennen, maar zich doorlopend 
verenigen. Ja. Dat kan men zeggen. 
Ze verenigen zich tot een machtige theorie.
Sorry dat ik het de hele tijd aantoon.