woensdag 3 juli 2024

De bankier van zijn eigen woede

 


 

Op de tentoonstelling Breendonks Blauw heeft Jan Vanriet een wand volgehangen met schilderijen van diverse grootte en kleur. Het zal de bedoeling zijn dat toeschouwers, na het concentratiekamp dat het Fort van Breendonk was te hebben doorkruist, een verband zoeken tussen die delen. Maar bij het eerste het beste schilderij bleef mijn blik plakken.

Vanriet geeft er letterlijk vier zinsneden waarvoor de lijst om het schilderij en de muur daar weer omheen het als ware verhinderen alles te kunnen lezen. Alleen puzzelaars en mensen met enige landskennis van de Tweede Wereldoorlog kunnen duiden wat er moet hebben gestaan:

 

Een Volk!

Een Staat!

Een Bier:

Moortgat’s Bier

 

In de gemeente Breendonk zat brouwerij Moortgat, een familiebedrijf opgericht in 1871. Hoe luguber klinkt nu die naam weer, beseffend dat de gemeente geschiedenisgewijs exclusief berucht is door dood en marteling (Jean Améry). Ook op een andere manier sluit taal een duivels pact met de werkelijkheid, waarin het bestaan van mensen werd ontkend – oorspronkelijk maakte Moortgat ook azijn.

Och, ontbloten en toedekken tegelijk. Het woordje ‘duivels’ sijpelt al met de snelste close reading in Moortgats vloeibare zaligheid Duvel (en ja, mede-Nederlanders, het fijne Vedett en De Koninck zijn ook van die inmiddels multinationale firma).

In de Tweede Wereldoorlog was Albert Moortgat gedelegeerd bestuurder van de brouwerij en burgemeester van Breendonk. Hij kreeg uiteindelijk 32 maanden cel wegens collaboratie. Behalve in het ijlings herbestemde Fort zat Moortgat toen in Klein Kasteeltje te Brussel, waar nu vluchtelingen zich kunnen aanmelden voor een asielverzoek. Zijn hechtenis ligt extreme Vlaams-nationalisten nog altijd zwaar op de maag. In die zin is het schilderij een registratie én polemiek tegelijk.

De beruchte bierreclame die Vanriet in zijn kunst binnenhaalde is een schoolvoorbeeld van retoriek. Niet alleen als tricolon, maar ook als toespeling op en toe-eigening van Hitlers nietsverhullende slogan. Wel heeft de afbeelding van naakte, louter verticaal gerangschikte reclametaal iets behoorlijk ouderwets. Ik zal niet zo flauw zijn om dan naar poëzie te verwijzen, temeer daar ik een heel andere associatie kreeg: met een sandwichman.

Bestaat dat vak nog, van een mens met een tekstbord op buik en rug die door het centrum van een stad wandelt om reclame te maken?

De sandwichman kruiste mijn leespad in het pamflet Het tijdperk van de ik-tiran. Het einde van een gemeenschappelijke wereld. Daarin loopt de Franse filosoof Éric Sadin te hoop tegen individualisme, atomisme zelfs, veroorzaakt door technologie. Hij memoreert de beroepsgroep om er de update van te geven: de (waarschijnlijk beter betaalde!) influencer, op wiens Instagram-afbeelding men blijkbaar kan muisklikken. Dan krijg je allerlei producten en kledingstukken thuis.

 

Backhauled

Bij Sadin botste ik gaandeweg op een conservatief cultuurpessimisme met bedenkelijke uithalen naar minderheidsgroepen, waarbij appels weer eens met peren werden vergeleken. Toch heb ik zijn boekje uitgelezen omdat ik geporteerd ben voor gemeenschappelijkheid en angstige interesse heb voor communicatie via technologie.

Angstig, omdat ik een primaat van het heden en van het ego denk te zien, waarbij technologie, in de vorm van internet en smartphone, een lichamelijk verlengstuk lijkt van onbehagen en fluctuerende stemmingen. Sadin spreekt met dikdoenerige cursieven van subjectieve affecten –even niet aan mijn freempje van literaire millennials denken! Daarbij hangen wrok en genot samen en is de samenleving dader en pineut ineen.

Sadins origineel verscheen in 2020, maar recentere verkiezingsuitslagen in Europa bevestigen dat iedereen ‘de bankier van zijn eigen woede’ is.

Zelf dus de aanvang van navelschraperij bij millennials leggend, die rond 2010 naar voren traden, begrijp ik van Sadin dat al vlak na de val van de Muur de weldenkende schrijvende mensheid zichzelf als maat der dingen ging nemen en het andere op afstand hield. Zijn signalement van het bijpassende genre ‘autofictie’ voerde me naar een lexicon dat een (Frans) boek uit 1977 als beginpunt daarvan ziet.

Handig voor mij als terrible late adopter en smartphoneweigeraar loopt Sadin nog even stapsgewijs ontwikkelingen in het technologisch communiceren na. De eerste mobiele telefoons bleken rond de eeuwwisseling een gevoel van onafhankelijkheid te verwekken tegenover meeluisteraars die in dezelfde wooneenheid vertoefden. Spoedig kwam er de sms, die zowel nuttig als intiem aanvoelde, zodat ‘een deel van de oude gespreksetiquette’ overboord kon.

Misschien is het slechts korte tijd echt opgevallen dat mensen in de publieke ruimte luidop, tegen een onzichtbare derde, begonnen te praten. Inmiddels weten we niet beter. Al even middeleeuws voelt de door Sadin gememoreerde keuze van Time aan om anno 2006 als persoon van het jaar ‘You’ te nemen, de gebruiker van niet-analoge technologie. Maar herlees wat de legitimatie was:

 

‘It's a story about community and collaboration on a scale never seen before. (…) It's about the many wresting power from the few and helping one another for nothing and how that will not only change the world, but also change the way the world changes. (…) It's a tool for bringing together the small contributions of millions of people and making them matter. (…) We're looking at an explosion of productivity and innovation, and it's just getting started, as millions of minds that would otherwise have drowned in obscurity get backhauled into the global intellectual economy. (…) This is an opportunity to build a new kind of international understanding, not politician to politician, great man to great man, but citizen to citizen, person to person.’

 

Dit klinkt zo bekend allemaal, zo hol bovenal gelet op het onvermijdelijke resultaat. Personen werden personages, of beter: pr-medewerkers van zichzelf. Hun taal: afwasmiddel. Hun vrienden en volgers: getallen. Al een paar jaar later was het bon ton dat elke gebruiker als middelpunt van de wereld via een selfie pakweg een kathedraal als decor opvatte. Dat plaatje stuurde men dan rond, evengoed blijkbaar op Facebook, dat mijn studenten doet denken aan een opvangcentrum voor fossielen. Maar misschien ervaren vele gebruikers geen gemeenschapsgevoel omdat dat ding waarover ze met hun wijsvinger vegen hun de regie over het eigen leven liet verliezen: ik-verslaafd!

De extra betekenis van het woord ‘bubbel’, die sinds 2013 het Nederlands oprolde, klinkt alweer een tijdje veroordelend en psychologiserend en slaat op groepen van diverse groottes – maar ontsprong eenpersoons, ‘gehuld in een halo’. Sindsdien strekt ons privéleven zich uit over de publieke ruimte waar, met een van Sadins cursieven, de impliciete ontkenning van de ander een feit is.