dinsdag 3 juni 2025

In een groots verband


 

 

Is het mogelijk om tegelijk ergens wel en niet in te geloven? Mij overkomt dat met de psychologie van klanken. Daarmee bedoel ik niet zoiets als dat Trump zo’n geprononceerd karakter geworden is omdat op school zijn achternaam talloze keren moet zijn berijmd en het bijna ondoenlijk is om naast het toch wat hulpeloze jump minstens iets niet-pesterigs of aardigs te krijgen (rump, dumb, numb, crumb, slump, pump, bump,…).

Mij gaat het om bewuste inzet van klank in een taalcompositie. Een vrij gerenommeerde collega, Rimbaud, wist aan klinkers kleuren te hechten. Al had hij voor de A en de E zwart en wit die volgens scherpslijpers juist het ontbreken van kleur markeren, het idee was duidelijk. Het kon desgewenst vanuit het Frans in dezelfde termen worden vertaald (en zonder e omgezet in Perecs La disparition). Allicht stond het open voor twist over andere kleurenassociaties, maar de aanname van klank-tot-betekenis bleef onaangeroerd.

Dichter bij mijn bed stond zoiets grandioos als ‘Melopee’ van Van Ostaijen, waarover me lessen bij zijn gebleven in het middelbaar en het universitair onderwijs die, hoe verschillend ook, er voetstoots van uitgingen dat gevoelens werden gedragen door klanken. En we lispelden mee als koorknapen zo devoot: ‘Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee’. Om niet al te dom en bot uit de hoek te komen, knikten we en zeiden amen op de vraag van de meester of we die sensatie deelden met de taal.

Knikte ik en zei ik. Een tegenbewijs kregen mijn hersentjes namelijk evenmin uitgeperst. Wel was ik voor mijn doen cunning om deze kwestie, mogelijk oermoedervraag der poëzie, te begraven in een fikse dosis vergetelheid. Tot ze zichzelf onlangs naar boven worstelde toen een andere klassieker voor de zoveelste keer aan mijn oog voorbijtrok, Marsmans ‘Herinnering aan Holland’. Ineens meende ik dat er op één locatie iets gebeurt wat met klank te maken heeft:

 

(…)

boomgroepen, dorpen,

geknotte torens,

kerken en olmen

in een groots verband,

(…)

 

De letter o, die volgens Rimbaud blauw was, heeft in de uitspraak twee varianten: als /o/ (boom, toren, groots) en als /ɔ/ (geknotte, dorpen, olmen). Die eerste groep heb ik eerlijk gezegd nooit innig liefgehad, vermoedelijk vanwege de ooooooo van de ondure poëticale verwondering. Mijn oor legde zich dus te luister bij de tweede groep en hoorde daarin een uitzondering. Volgens mij staat ‘olmen’ eenzaam en kwetsbaar te zijn, terwijl het duo ‘dorpen’ en ‘geknotte’ een stuk steviger klinken.

Nu moet ik terugredeneren. Abraham heeft al jaren geleden mijn huis gepasseerd, dus met mosterd alleen kom ik er niet meer. Dat klinkt cryptisch, maar het werd me snel duidelijk dat ik in ‘olmen’ iets als ‘vermolmd’ hoorde meetrillen. Qua bewijs is dat wel erg mager en ik blijf op mijn honger zitten. Mijn als cadeaumening verpakte stelling is nu dat het gaat om de combinatie van de o met twee verschillende, erop volgende medeklinkers – een geheide puntenpakker bij Scrabble.

Vreemd genoeg komt ‘dorpen’ dan opnieuw in zicht. Maar in mijn hopelijk niet voortijdig op hol geslagen verbeelding is de ‘r’ te hard. Soeverein ruil ik hem voor de buigzame ‘l’ die uiteraard in Marsmans specifieke bomen al naar me wuifden. Dan komen er begrippen als stolp en onbeholpen. Naar mijn idee een stuk kwetsbaarder voor de elementen. Lullig is alleen dat ik geen andere woorden weet, noch vind via de jokers in de digitale Woordenlijst.

Toch geeft die bron me alsnog reden tot juichen wanneer ik, los van de Amerikaanse president, de variant ‘omp’ ingeef. Ik kwam er naturel op dankzij een haastige rijmfitness: lomp, plomp, stomp, romp, homp. Onder hen vereisen de adjectieven nog wel wat training in de werkelijkheid, desnoods via etiquetteboeken. Maar ook van de substantieven valt meteen te zeggen dat ze finetuning kunnen gebruiken – aan romp en homp ontbreekt het grotere geheel.

Ja, plomp kan ook een zelfstandig naamwoord zijn. Voor een slootje van niks, voor dichters die het vak nog moeten leren. Ook beken ik ‘pomp’ te hebben verzwegen. Dat ding gebruik je echter als middel om iets anders te bewerkstelligen. Enfin, de digitale woordenlijst gaf verder:

 

Zompig / sompig

Hompelen

Strompel

Bedompt

Bekrompen

Klomp

Brompot

Dompel / dompig

Schrompel

 

Aan al deze woorden zit volgens mij nog wat werk. Noem het educatie, hulpstuk, verluchting,…  Het zal allemaal toeval zijn, maar past extra in een wereld geregeerd door een zo wrede willekeur. En mij ontbreekt de ambitie en kunde voor een onderzoek dat systematisch kan heten. Dus doemt het grote snobisme. Ware het niet dat juist in blessuretijd poëzie kan redden, uitgerekend met C. Buddingh’s ‘De blauwbilgorgel’, een gedicht dat elke pretentie uit de weg leek te ruimen. De slotstrofe immers:

 

Ik ben de blauwbilgorgel,

Eens stierf ik aan de schorgel,

En schrompel als een kriks ineen

En word een blauwe kiezelsteen.

   Ga heen! Ga heen! Ga heen!

 

Hopelijk ben ik niet volkomen allenig in mijn ervaring dat de org-klanken grimmig en weerbaar zijn, terwijl het met ‘schrompel’ meteen faliekant misloopt. En nu ik toch in een exclusief gesprek ben verwikkeld met de /ɔ/-variant van één klinker genaamd o, dunkt zijn ronde vorm me ideaal om iets in te gieten: korf, kom, pot. Dat kan van water tot vuurwater, van feit tot projectie. En dus: god?

 

5 opmerkingen:

  1. Gijs Koorevaar3 juni 2025 om 21:37

    Is de o in torens niet de klank van dorpen, olmen en geknotte, maar dan verlengd? Het is toch echt een andere klinker dan die in 'boom'. Of ik word gek? Er is natuurlijk een minimal pair van 'toren' met 'torren'. Volgens mij zijn er dus (ten minste) drie varianten van o. Maar mijn fonologische kennis is meer dan gebrekkig.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De charlatan in mij kan hooguit een open van een gesloten klinker onderscheiden. Gelukkig staat internet probleemloos een autoriteitsberoep toe. In Anneke Neijts Universele Fonologie (1991) staan ‘room’ en ‘lopen’ bij elkaar, en heeft ‘trom’ een andere notatie: https://www.dbnl.org/tekst/neij002univ01_01/neij002univ01_01_0004.php

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Gijs Koorevaar4 juni 2025 om 11:03

      Ja, maar room en lopen zijn allebei gespannen (open/lang), en trom is inderdaad ongespannen (gesloten/kort). Daar ben ik het helemaal mee eens. Wikipedia illustreert wat ik bedoel beter -- helaas zonder duidelijke bronverwijzing, behalve naar Neijts (1991), waar ik dit niet kan vinden -- met de [ɔ] van trom, de [oː] van boom, en daarnaast de [ɔ:] van zone. Die laatste is wat ik hoor in 'torens', maar dat is misschien fonetiek en geen fonologie, want op Wikipedia staat de [ɔ:] specifiek in een rijtje van leenwoorden. Ik weet het op taalkundig vlak ook niet meer, dat gaat mij de pet te boven, maar ik hoor in ieder geval meer assonantie tussen 'torens' en 'dorpen' dan tussen 'torens' en 'boom'.

      Verwijderen
    2. De 'o' in 'torens' is dan misschien dus een /o/ die fonetisch wordt gerealiseerd als [ɔ:] op basis van voor mij nogal mysterieuze fonologische redenen. 'Toren' en 'torren' zijn, bedacht ik me, geen minimaal paar, omdat 'torren' geen stamvorm is. Zoiets. Muggenzifterij was overigens niet mijn bedoeling. Ik was echt even in de war en 'toren' en 'boom' tegen mezelf aan het mompelen in de trein gisteravond.

      Verwijderen
    3. Ingewikkeld inderdaad, al was het omdat er heel wat woorden bestaan die ik alleen heb gelezen, nooit gehoord of uitgesproken. Daarnaast is er een dialectfactor, die klinkers anders kan doen binnenkomen bij gebruikers van dezelfde taal. Check: voor mij ligt ‘zone’ dichter bij ‘trom’ dan bij ‘torens’, maar dan baseer ik me voor de uitspraak van het eerste woord waarschijnlijk grotendeels op voetbalverslaggevers.

      Verwijderen