In zijn aangename
en leerzame boek Denkend aan Hollands
memoreert Khalid Mourigh taalkundig onderzoek uit
1978, voorbereid door een scriptie van de studentes Enid Kowsolea en
Patricia Milzink. Ze hadden hun oor te luisteren gelegd bij weinige kansrijke
Surinaamse jongeren, wakamans genoemd (‘slenterjongens’), die na de
onafhankelijkheid naar Nederland waren gekomen. Op basis van deze observaties
signaleerde taalkundige Geert Koefoed een praktijk van ‘omgekeerd spreken’. Zo zeiden
de jongeren stief als ze fiets bedoelden, of nomi in plaats van moni
(geld.) Koefoed noemde meer voorbeelden en vormprincipes, maar het idee was
duidelijk. Met anarchistische aanpassingen van officiële taal bouwden
gebruikers per letter of lettergreep een groepsidentiteit.
Exacte omkeringen zijn het niet, en Mourigh hoort ze een
kleine halve eeuw later uitgebreid terug in het Smibanees uit de Bijlmer. Ik tav het niet, citeert hij een van de
vele uitdrukkingen die Professor
Soortkill daar verzameld heeft. Mourigh situeert deze taal expliciet in een
straatcultuur die hij ook aantreft in Almere waar een vork een korf kan heten. Het grijpt me aan. Wat
is dat nu ineens? Zelf wist ik als kind slechts twee dingen. Dat ik D.V. 35 zou
zijn in het jaar 2000 en dat ik achterstevoren Cram heette (uitgedokterd met
mijn vrienden Bor en Snarf).
Tegelijk beken ik geen affiniteit te hebben met zulke rederijkersachtige
toestanden die door Battus in levenslange projecten
zijn vervat. En waarin na een acquitstoot in het SATOR-biljart een
historische rol is weggelegd voor pakweg kreeftdicht en palindroom. Met die
laatste vakterm overvalt me echter wederom een krachtige herinnering; vlak
voordat ik op de universiteit taal ging studeren vertelde een klasgenote me terloops
door dat ‘droom’ en ‘moord’ elkaar spiegelen. Ik was verbijsterd en wist al dat
Nederlandse taal- en letterkunde voor mij te hoog was gegrepen.
In mijn systeem werkte alles in de rechterrichting, het zat
zelfs opgesloten in mijn linkse schrijfhand die een polskromming had ingeoefend
tegen vlekken (inktmoppen). Een kermisartiest!
Pas toen ik, veel later, een computer kreeg, een scherm vol tekst wist te
produceren en dat door onhandigheid helemaal opgegeten zag worden door een
vastzittende muis, de linkerkant op, was ik lyrisch. Utopische literatuur! Een
performance die Nijhoffs
‘Het kind en ik’ benaderde, waarbij alles wat op de lei komt telkens wordt
uitgewist.
Natuurlijk heb ik op de universiteit wat dingetjes geleerd.
Bijvoorbeeld dat je met die droom-moord-spiegeling een ingang kreeg tot poëzie
van Gerrit Achterberg. En dat in Nootebooms roman Rituelen de beschouwelijke hoofdpersoon met reden Inni heet. Indien
ik ooit schrijver zou worden, besloot ik, zou ik één figuur Otto noemen.
Waarschijnlijker was het toch dat ik ‘iets met muziek’ zou gaan doen, en dan
wist de halve mensheid het evengoed. Van Beatles-platen gaf Magical Mystery Tour indicaties dat Paul
McCartney dood was, als je tenminste een stukje even
achterstevoren afspeelde.
In die tijd was ik ervan overtuigd dat de nieuwe Mozart Prince
heette. Ik bezocht een groots concert in de Kuip en was aan de buis gekluisterd
bij een soortgelijk optreden
in Düsseldorf, zonder te weten dat één riffje, onontwarbaar verknoopt met wat
ik zo ongeveer voor mijn wezen hield, het begin was van ‘Superfunkycalifragisexy’.
Die titel knipoogt rechtstreeks naar een liedje waarin de misschien wel
beroemdste omdraaiing aller tijden staat:
Now you can say it backwards which is
Dociousaliexpisticfragicalirepus
But that's going a bit too far, don't you
think?
Dit komt uit de film Mary
Poppins (1964), waarin Julie Andrews & Dick Van Dyke een duet zingen
over een bizar woord dat toegang biedt tot de hoogste kringen: ‘Supercalifragilisticexpialidocious’.
Hier is het eenvoudiger om mijn haat-liefderelatie met omkeringen te verklaren.
Ze tonen magie. Het misleidende gevoel dat je als gebruiker macht hebt over
taal. Dat je betekenis kunt voortbrengen en vermijden, vatbaar voor interpretatie.
Dat ik zoiets misleidend noem, zal met de
werkelijkheid te maken hebben, ervaringen met dat rare instrument dat taal
blijft.
En dan zijn mijn kennis en actieradius nog maar beperkt tot
mijn moedertaal. Voor de vertaling van Nabokovs Pale Fire had Peter Verstegen te stellen met een ‘spider’ die
omgedraaid ‘redips’ werd, en T.S. Eliot ‘toilest’. In het Nederlands werden dat
‘droomreis’ en ‘siermoord’, en voor de auteur zocht een
getergde Verstegen heil in een anagram: O Stilte. Kundig, maar meer dan onnozel
respect kan ik daar niet voor opbrengen. Zoals ik lach om de omgekeerd
handelende en sprekende man in de PLEH-reclame (2012)
door Interpolis, en mijn aandacht zich verplaatst naar de aangehechte slogans:
‘Je kunt je tegen álles verzekeren. Je kunt ook nagaan wat je écht nodig hebt
aan zorg.’
In Charlotte Mutsaers’ debuut Het circus van de geest (1983)
staat, onder een
embleem van een paard dat een man opzweept een kar verder te trekken, een
rijm in spiegelschrift. Na ontcijfering luidt het: ‘Van alles wat men u ooit
leerde / geldt evenzeer het omgekeerde’. Consequent schrijft ze twee jaar later
in Hazenpeper het woord ‘palingdroom’
ook in spiegelschrift, onder een hond die in de bek de notoir gladde vis heeft,
volgens het bijbehorende gedicht een ‘spartelende aal’ waarvan hij niet eens
houdt. Anders dan bij de wakamans is taal hier persoonsgebonden en zoekt naar
normen. Achteraf begreep ik dat Mutsaers, jaren voor pakweg Bruno Vanden Broecke en Roel C. Verburg, bij Hier is… Adriaan van Dis furore had
gemaakt door omgekeerd te
spreken én te zingen.
Terug naar Khalid Mourigh, die vertelt dat omgekeerd praten
al in de negentiende eeuw voorkwam te IJmuiden. In de haven was concurrentie om
de vis er moordend en moest informatie blijkbaar in code worden overgebriefd.
Daar kwam een einde aan toen deze sprekers promotie maakten door bij de IJmuidense
politie in dienst te treden. Nu schijnt deze taal ter plaatse louter nog te
horen te zijn in groepsverband, bij ouderen. Zoals de
wakamans haar bezigden of, vertelt Mourigh, Franse jongeren in hun Verlan. Denk verder, laat hij
me beseffen, aan de nogal wereldberoemde zanger Stromae, in wiens naam een
wisselbeurt is weggelegd voor maestro.
Dus? Spring
maar achterop!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten