dinsdag 10 juni 2025

Van alles wat men u ooit leerde


 

 

In zijn aangename en leerzame boek Denkend aan Hollands memoreert Khalid Mourigh taalkundig onderzoek uit 1978, voorbereid door een scriptie van de studentes Enid Kowsolea en Patricia Milzink. Ze hadden hun oor te luisteren gelegd bij weinige kansrijke Surinaamse jongeren, wakamans genoemd (‘slenterjongens’), die na de onafhankelijkheid naar Nederland waren gekomen. Op basis van deze observaties signaleerde taalkundige Geert Koefoed een praktijk van ‘omgekeerd spreken’. Zo zeiden de jongeren stief als ze fiets bedoelden, of nomi in plaats van moni (geld.) Koefoed noemde meer voorbeelden en vormprincipes, maar het idee was duidelijk. Met anarchistische aanpassingen van officiële taal bouwden gebruikers per letter of lettergreep een groepsidentiteit.

Exacte omkeringen zijn het niet, en Mourigh hoort ze een kleine halve eeuw later uitgebreid terug in het Smibanees uit de Bijlmer. Ik tav het niet, citeert hij een van de vele uitdrukkingen die Professor Soortkill daar verzameld heeft. Mourigh situeert deze taal expliciet in een straatcultuur die hij ook aantreft in Almere waar een vork een korf kan heten. Het grijpt me aan. Wat is dat nu ineens? Zelf wist ik als kind slechts twee dingen. Dat ik D.V. 35 zou zijn in het jaar 2000 en dat ik achterstevoren Cram heette (uitgedokterd met mijn vrienden Bor en Snarf).

Tegelijk beken ik geen affiniteit te hebben met zulke rederijkersachtige toestanden die door Battus in levenslange projecten zijn vervat. En waarin na een acquitstoot in het SATOR-biljart een historische rol is weggelegd voor pakweg kreeftdicht en palindroom. Met die laatste vakterm overvalt me echter wederom een krachtige herinnering; vlak voordat ik op de universiteit taal ging studeren vertelde een klasgenote me terloops door dat ‘droom’ en ‘moord’ elkaar spiegelen. Ik was verbijsterd en wist al dat Nederlandse taal- en letterkunde voor mij te hoog was gegrepen.

In mijn systeem werkte alles in de rechterrichting, het zat zelfs opgesloten in mijn linkse schrijfhand die een polskromming had ingeoefend tegen vlekken (inktmoppen). Een kermisartiest! Pas toen ik, veel later, een computer kreeg, een scherm vol tekst wist te produceren en dat door onhandigheid helemaal opgegeten zag worden door een vastzittende muis, de linkerkant op, was ik lyrisch. Utopische literatuur! Een performance die Nijhoffs ‘Het kind en ik’ benaderde, waarbij alles wat op de lei komt telkens wordt uitgewist.

Natuurlijk heb ik op de universiteit wat dingetjes geleerd. Bijvoorbeeld dat je met die droom-moord-spiegeling een ingang kreeg tot poëzie van Gerrit Achterberg. En dat in Nootebooms roman Rituelen de beschouwelijke hoofdpersoon met reden Inni heet. Indien ik ooit schrijver zou worden, besloot ik, zou ik één figuur Otto noemen. Waarschijnlijker was het toch dat ik ‘iets met muziek’ zou gaan doen, en dan wist de halve mensheid het evengoed. Van Beatles-platen gaf Magical Mystery Tour indicaties dat Paul McCartney dood was, als je tenminste een stukje even achterstevoren afspeelde.

In die tijd was ik ervan overtuigd dat de nieuwe Mozart Prince heette. Ik bezocht een groots concert in de Kuip en was aan de buis gekluisterd bij een soortgelijk optreden in Düsseldorf, zonder te weten dat één riffje, onontwarbaar verknoopt met wat ik zo ongeveer voor mijn wezen hield, het begin was van ‘Superfunkycalifragisexy’. Die titel knipoogt rechtstreeks naar een liedje waarin de misschien wel beroemdste omdraaiing aller tijden staat:

 

Now you can say it backwards which is

Dociousaliexpisticfragicalirepus

But that's going a bit too far, don't you think?

 

Dit komt uit de film Mary Poppins (1964), waarin Julie Andrews & Dick Van Dyke een duet zingen over een bizar woord dat toegang biedt tot de hoogste kringen: ‘Supercalifragilisticexpialidocious’. Hier is het eenvoudiger om mijn haat-liefderelatie met omkeringen te verklaren. Ze tonen magie. Het misleidende gevoel dat je als gebruiker macht hebt over taal. Dat je betekenis kunt voortbrengen en vermijden, vatbaar voor interpretatie. Dat ik zoiets misleidend noem, zal met de werkelijkheid te maken hebben, ervaringen met dat rare instrument dat taal blijft.

En dan zijn mijn kennis en actieradius nog maar beperkt tot mijn moedertaal. Voor de vertaling van Nabokovs Pale Fire had Peter Verstegen te stellen met een ‘spider’ die omgedraaid ‘redips’ werd, en T.S. Eliot ‘toilest’. In het Nederlands werden dat ‘droomreis’ en ‘siermoord’, en voor de auteur zocht een getergde Verstegen heil in een anagram: O Stilte. Kundig, maar meer dan onnozel respect kan ik daar niet voor opbrengen. Zoals ik lach om de omgekeerd handelende en sprekende man in de PLEH-reclame (2012) door Interpolis, en mijn aandacht zich verplaatst naar de aangehechte slogans: ‘Je kunt je tegen álles verzekeren. Je kunt ook nagaan wat je écht nodig hebt aan zorg.’

In Charlotte Mutsaers’ debuut Het circus van de geest (1983) staat, onder een embleem van een paard dat een man opzweept een kar verder te trekken, een rijm in spiegelschrift. Na ontcijfering luidt het: ‘Van alles wat men u ooit leerde / geldt evenzeer het omgekeerde’. Consequent schrijft ze twee jaar later in Hazenpeper het woord ‘palingdroom’ ook in spiegelschrift, onder een hond die in de bek de notoir gladde vis heeft, volgens het bijbehorende gedicht een ‘spartelende aal’ waarvan hij niet eens houdt. Anders dan bij de wakamans is taal hier persoonsgebonden en zoekt naar normen. Achteraf begreep ik dat Mutsaers, jaren voor pakweg Bruno Vanden Broecke en Roel C. Verburg, bij Hier is… Adriaan van Dis furore had gemaakt door omgekeerd te spreken én te zingen.

Terug naar Khalid Mourigh, die vertelt dat omgekeerd praten al in de negentiende eeuw voorkwam te IJmuiden. In de haven was concurrentie om de vis er moordend en moest informatie blijkbaar in code worden overgebriefd. Daar kwam een einde aan toen deze sprekers promotie maakten door bij de IJmuidense politie in dienst te treden. Nu schijnt deze taal ter plaatse louter nog te horen te zijn in groepsverband, bij ouderen. Zoals de wakamans haar bezigden of, vertelt Mourigh, Franse jongeren in hun Verlan. Denk verder, laat hij me beseffen, aan de nogal wereldberoemde zanger Stromae, in wiens naam een wisselbeurt is weggelegd voor maestro.

Dus? Spring maar achterop!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten