dinsdag 22 april 2025

Scenty mental yearning

 


 

 

Griezelig zelfverzekerd spiegel ik mijn gezelschap voor, dat ik het blindelings zal leiden naar het goedkope hotel waar ik zo’n veertig jaar geleden even woonde. Onder Montmartre raak ik uit koers en vraag aan de wegkapitein of ze toch eventjes de straat wil intoetsen.

Die blijkt niet te bestaan, althans niet in deze stad en wijde omstreken.

Welgemutst wandelen we verder. Ik wijt mijn vergetelheid aan de verwarring toen in de rij voor de Sacré-Coeur een dame met gestrekte arm me onwillekeurig mee opnam in haar reportage. Dat meenden althans mijn ogen die thuis, zelfs achter multifocale glazen, de bovengehaalde oude stadsplattegrond niet kregen gelezen.

Een kwartier later een straatbordje waarvan de naam vertrouwenwekkend klinkt. Wel een afdaling, vrij steil, met als troost hippe artistieke winkeltjes die het gezelschap bekoren. Zelf raak ik duizelig wanneer er een oud bioscoopje opdoemt waarvoor het metalen andreasbekruiste hek dicht is. Ik kijk werktuiglijk naar de overkant en zie ‘mijn’ hotel.

Het is viersterren tegenwoordig. Ook had mijn geheugen de naam van het hotel voor die van de straat gehouden.

*

Natuurlijk is er een onontkoombaar verschil met het straatbeeld van weleer: de dominantie van de tot smartphoneslaaf gemaakte. Maar die kloof zit overal en ik ontwaar een veel fijnere verandering. De fiets heeft zich in Parijs weten te installeren, tot en met riksja’s!

Op bijna alle plaveisels zijn icoontjes geschilderd en er zoeven coureurs voorbij. Wij doen er vrolijk aan mee, met deelfietsen die overal te halen en te stallen zijn. Nu niet weemoedig worden dat er geen metro aan dit verblijf te pas komt.

Ook wel mooi dat rode en groene stoplichten, zoals het in het hufterige Vlaamse mobiliteitsdiscours heet, suggesties blijken. Louter de praktijk telt.

Dus kan de meneer die tegen zes uur ’s avonds driedik tussen de auto’s aan de Seine staat blijven toeteren maar hij zal geen bandbreed opschuiven. Hij kan ook schermen met de Universele Rechten van de Autobestuurder en dan, zoals ik nu uit Paul Murrays roman De bijensteek leer, vertaald door Dirk-Jan Arensman, ‘dooreikelen’ tot hij een spreekwoordelijk ons weegt.

Dus kan een oude breekbare dame (met een sjaaltje in het rood van Marianne, dat iets peperduurs van Hermès schijnt) in het spitsuur zielsalleen te voet een avenue oversteken.

*

Abstraheer ik de verfietsing, dan ontstaat er samenhang met nog een ontwikkeling. De zalige parkjes tussen huizenblokken hebben inmiddels meer dan een schommel en een bank rond één boom. Het groen is zwaar uitgebreid en gediversifieerd en overal zijn gekleurde bakken, opdat afval steeds nabij kan worden gesorteerd.

Als we het hek openduwen naar zo’n oase klinkt er aangenaam gekwebbel op. Het komt van nanny’s die veel meer op leeftijd zijn dan de au-pairs van toen en een donkerder huidskleur hebben. Terwijl sommige kindjes spelen en andere worden gevoed, blijft het gesprek vrolijk, op het uitgelatene af.

Dan loopt er nog een nanny binnen die haar witte kindje op de vele toestellen wijst, gaat zitten en zich afwendt om te vapen. Ook pakt ze haar telefoon en begint te praten. Het kindje vermaakt zich prima, al maken we ons zorgen wanneer het op zijn rug met zijn hoofd naar beneden een glijbaan wil afgaan. Maar het redt zichzelf.

*

In een ander parkje ziet de wegkapitein daadwerkelijk een rat passeren. Overal hangen affiches om het bestaan van deze diersoort, dat met een Bijbelse plaag wordt vergeleken, te ondermijnen. In die zin klopt dit met hetgeen mijn neus waarneemt, dat er een krankzinnige melange hangt in de straten. De geur van riool vermengd met parfum en andere desinfectie.

En dan is er nog de urine die exclusief van mannen zal zijn. Mijn gezelschap weet het zeker en zucht over het eeuwige wachten. ‘Je denkt toch niet dat vrouwen in het openbaar…’ Overdag verkeren heel wat bedelaars in een halfslaap, in het zonnetje dommelen sommigen weg, er ligt er een op een matras voor een fietsstoplicht.

Wanneer we ’s avonds naar ons hotel fietsen, moeten we door een tunnel, waar aan de linkerkant tentjes op karton te zien zijn, sneakers en slippers netjes voor de ingang, en aan de andere kant pubers feesten met flessen bier in de hand.

Misschien wel het grootste contrast toont de stad met het zweet dat ongetwijfeld opwelt uit de huiden van veelvuldige enkelingen die zich kriskras door het verkeer bewegen. De joggers, van de omgeving afgesloten door dikke koptelefoons en uitgerust met elektronica die de ontwikkeling van hun fitheid zal monitoren.

De gezondheid van het individu of van de gemeenschap? In België was er commotie over een rookverbod op terrassen. Hier staan de tafeltjes buiten nog vol asbakken, maar in de Marais zag ik een café dat daar een handgeschreven nuance op wenste te maken: welkom aan iedereen, behalve aan sigarenrokers.

*

Vlak bij ons hotel, voorbij de Périférique, ligt een Lidl. Ik ben daar verheugd over, maar in De bijensteek gaat Imelda wier financiën tanen er extra vroeg boodschappen doen om niet gezien te worden. Ook dan zul je moeten wachten voor de kassa. Mij viel op dat er bijna uitsluitend contant werd betaald, ofwel de ene kredietkaart na de andere beproefd (en soms artikelen teruggelegd).

We aten in een restaurant op de hoek. Tot tweemaal toe moest een gerecht van ons worden gegratineerd, tot tweemaal toe viel alle elektriciteit uit.

Minder schaamte had ik in de boekhandel. Ook in kleine zaken Haruki Murakami en Chimamanda Ngozi Adichie. Titels beplakt met post-its, die handgeschreven indrukken deelden. Uiteindelijk toch ongemak. Goed, Frans is een grotere taal die oplages toestaat. Maar toch, steeds dat brede aanbod uit de geschiedenis, voor een spotprijs. Een paar planken waar met vilstift haast liefkozend ‘Philo’ bij was gekalkt.

*

Het grootste verschil met de arcadisch aandoende tijd toen ik hier in dat hotelletje zat, en literator dreigde te worden, lijkt toch wel de kwantiteit. Massatoerisme dus, waarvan het Esperanto zelfs elke culinaire trots versmacht: food, drinks, happy hour. En waarvan de smartphone de smeerolie moet zijn.

In het Louvre veroorzaakte de Mona Lisa een file – twee verdiepingen hoger had ik mijn neus tegen een Vermeer kunnen drukken. In Musée D’Orsay reduceerde de menigte een zaal vol fameuze Van Gogh-doeken tot een sterrennacht (op TikTok of Netflix geweest?). Op Père-Lachaise was het graf van Jim Morrison, waar mensen ooit bovenop zaten met hun gitaren en kaarsjes, compleet afgezet. Louter van een afstandje te befotograferen.

Ik weet niet meer of er destijds helemaal geen security was, maar in elk geval niet in de mate van nu. Tassen open, broekzakken leeg – en bijna alle mensen die deze klotejob moesten vervullen waren zwart. Dus luchtte het bijna op om bij de Eiffeltoren een driedelig goudgelakte meneer te zien. Er voegde zich een man bij hem die zijn duim opstak voor een herinnering op maat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten