vrijdag 11 juni 2021

Teringhond


 

Zo hoog als kapitein Haddock reikt niemand, maar als schelden inderdaad een kunst is, dan zitten christendemocraten ook op dat vlak in het slop.

Zelf betrap ik me de laatste jaren steeds vaker op medelijden wanneer christelijke partijen in het nieuws zijn. Vroeger konden ze ‘de kerk in het midden laten’, maar daar was met de secularisering een gat ontstaan dat met de ontideologisering een krater werd.

In België had Wouter Beke nog de sluwheid om het concept van ‘het moedige midden’ te lanceren, in Nederland was men vooral doende om daar überhaupt iets als een eenheid te formeren. Ik zeg niets hemelschokkends wanneer ik de aanleiding van die manoeuvres onthul: Pieter Omtzigt. En dat hij zelfs door afwezigheid zijn stempel drukt, tot en met de regeringsvorming.

Niet iedereen kan daarmee lachen, zoals dat heet. Op zijn beurt kan Omtzigt daar niet mee lachen en dus publiceerde hij, geheel in stijl, een brandende interne partijnotitie van bijna tachtig bladzijdes die, in dezelfde stijl, prompt publiek werd.

Als heiden voel ik me niet geroepen dit document te lezen. Bovendien ben ik nog aan het bekomen van Henri Beyles verhalen. Hij trok in 1800 als jong soldaat met Napoleons leger mee over de Alpen naar Italië. Het scherpst beklijven de afdalingen, de enorme aantallen dode paarden langs de weg, het afval van het voortkronkelende leger. Dat vertelt hij onder de naam Stendhal, in retrospectief, en ontdekt dat zijn herinneringen aan bepaalde steden waren ingekleurd door gravures.

Ik las dat in de opening van W.G. Sebalds Schwindel, vertaald als Melancholische dwaalwegen, toen herzien en terug in roulatie gebracht als Duizelingen. Dit debuut eindigt met een droom in de Alpen, waar in een ademloze leegte louter steen te zien valt, totdat als een bijna weggestorven echo de woorden terugkeren.

In signalementen van Omtzigts notitie viel me meteen één woord op, uit een reeks invectieven van partijgenoten die hij over zichzelf verzameld had: ‘teringhond’.

Natuurlijk, schelden is, zeker in de politiek, geen makkelijke sport, maar wat hier gepresteerd wordt is niet eens pupillenwaardig. Ik vrees zelfs dat teringhond een compromis is, tussen ‘teringlij(d)er’ en ‘christenhond’.

Wie ligt daar nu wakker van, behalve Marianne Zwagerman die, volgens Google, in De Telegraaf aan teringhond een column wijdde die alleen toegankelijk is voor abonnees en opent met een pitbull-vergelijking? En behalve het object zelf dat zich ook ‘ronduit onveilig in de partij’ voelt?

Even treurig is de tegenwerping van CDA-voorzitter Van Rij dat de notitie ‘op persoonlijke titel’ is gemaakt. Om nog maar te zwijgen over de emotie die partijleider Hoekstra krijgt bij Omtzigts jongste kamikaze: ‘heel vervelend en echt beschadigend’.

Zou mijn verdorven lichaam wel voldoende medelijden in voorraad hebben om deze taal compleet te kunnen dekken? En wat te doen vóór het laatste oordeel? Koekhappen? Zaklopen?

Misschien moet de partij zich, als ik even gratis consultant mag spelen, laten inspireren door Oude dozen. In dat boek gebruikt Marja Vuijsje het werkwoord ‘meelbieten’. Van die activiteit geeft Van Dale alleen het substantief: ‘iem. die melig is, flauwe grapjes maakt (niet echt als scheldwoord)’.

Zeker op locatie gemeenschapsvormender dan duizend bommen en granaten kunnen afdwingen.

 

Naschriftje

Het onvermijdelijke is inmiddels geschied. Per Twitter is Omtzigt opgestapt uit het CDA. En reageren Van Rij en Hoekstra ‘ontzettend teleurgesteld en geschrokken’. Vgl. Rachel Cusk: Als mensen de waarheid spreken, kan dit hun het bevrijdende gevoel geven niet langer de schijn te hoeven ophouden, net zoals onbeleefdheid een bevrijdend gevoel geeft. Om die reden is het niet verwonderlijk dat oprechtheid soms wordt aangezien voor onbeleefdheid, en onbeleefdheid voor oprechtheid.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten