maandag 28 juni 2021

Van die dingen

 

 


 

1.

Wanneer het Nederlands ten prooi zou zijn gevallen aan verengelsing, dan moet dat evengoed te zien zijn aan de bijtplek waar het meeste vlees zit: de derrière van woorden.

In dat systeem zou met name de variant -icatie scoren. Met, op zichzelf al controversiële, typetjes als ‘pacificatie’ en ‘rectificatie’. Misschien ontbreekt het me aan improvisatievermogen maar het enige enigszins recente woordding dat me te binnen wil schieten is ‘gentrificatie’ (gentrification).

Wel had ik een mapje dat veeleer op verduitsing wijst: ‘verpretparking’, ‘appartementisering’. Daarin beluistert mijn oor -ung. Geen idee of het doof is voor de werkelijkheid, maar het zou een aardige stelling opleveren: ‘verengelsing’ is een germanisme.

Of er nu icatie of ing aan zo’n woord hangt, gunstig klinkt het zelden. In de traditie van ‘privatisering’, ‘disneyficatie’, ‘commercialisering’, misschien zelfs ‘democratisering’, waar weldenkendheid, haars ondanks, toch even aan moet wennen?

Verder dacht ik door diakritische tekens vóór de derrière een woord te kunnen lokaliseren, in het hoge Noorden om ongeveer precies te zijn. Voor The Guardian, in een overzicht van Nederlandse politieke partijen, vergeleek Joost de Vries de leider van Forum voor Democratie met Geert Wilders: ‘Baudet seemed a palatable alternative. He served the same smörgåsbord of nostalgia, nationalism and anti-immigrant xenophobia as Wilders, but he presented as a more clean-cut, decent, thoughtful figure.

Een smörgåsbord blijkt een Zweedse feestmaaltijd te zijn, meestal in vier gangen. Om het raadsel te vergroten maakte De Vries’ beeldspraak er drie gangen van.

 

 

2.

Waar hield een andere Joost, Van den Vondel, zich eeuwen tevoren mee bezig als zijn kousenwinkel op slot was? Een aantekening bij Noah, of Ondergang der Eerste Wereld (1667) leert dat ‘verwijfden’ bij hem duidden op mannen die verslingerd waren aan vrouwen.

Bij hetzelfde drama leert een andere aantekening trouwens dat ‘belgziek’ lichtgeraakt betekent. Hoe komt hij daar nu bij?

In de geprezen roman De herinnerde soldaat van de Noord-Nederlandse schrijfster Anjet Daanje, die zich afspeelt in het West-Vlaanderen vlak na de Eerste Wereldoorlog, komt het koosnaampje ‘sjoeke’ voor. Een aansprekelijk gebakje dat hier ook wel éclair wordt genoemd.

 

 

3.

In 2013 mochten, toen de arme Willem Alexander promoveerde, amateurs tekst aanleveren voor het Koningslied. Hoogtijdagen voor de neerlandistiek bij het regeltje ‘De dag die je wist dat zou komen’.

Die koningsliedconstructie blijkt razendsnel overgestoken over de Atlantische Oceaan, toen Leslie Jamison in The Empathy Exams (2014) schreef:

 

The woman Tom describes, “wallowing” in self-pity and unable to decide what the world should do about it, is exactly the woman I grew up afraid of becoming.

 

Om eerlijk te zijn hoor ik de constructie er slechts uit de verte in. Het was de vertaling, door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap, een jaar later, die me op het spoor zette:

 

De vrouw die volgens Tom ‘zwelgt in zelfmedelijden’ en niet duidelijk kan maken wat de mensen daaraan zouden moeten doen, is precies zo’n vrouw waarvan ik vroeger altijd bang was dat ik haar zou worden. (p.295)

 

Ik propte dit citaat in een mapje waarop al stof was gekomen toen er een debat uitbrak over wie er waarom het spokenwordgedicht van Amanda Gorman in het Nederlands mocht vertalen. In laatste instantie viel de keuze op Zaïre Krieger. Haar ster was nog zo nieuw aan het firmament, dat ze niet in Babs Gons’ anthologie Hardop uit 2019 stond.

Dus werd Krieger in de pers geïntroduceerd met een clip. In haar lange spokenwordgedicht Druk viel me toen deze regel op:

 

maar de lijdensweg die je dacht dat je zou ombrengen is je startbaan

 

Krieger for king?

 

 

4.

Waar strandt het schip?

Wanneer mijn vader het warm had, zei hij: ‘Het zweet loopt me tappelings langs de rug’. Ik vond dat altijd dermate overdreven dat ik me nooit afvroeg hoe dat bijwoordje gespeld moest worden.

Totdat ik in twee transscripties van Herman Broods en Sjef van Oekels antiautoritaire liedje ‘Nooit meer terug naar die rotschool’ (1979) dit zinnetje aantrof:

 

Zweet loopt je pisselinks van het hoofd

 

Zelf zingt Van Oekel ‘pislink’, wat me altijd een geweldige grap had toegeschenen, al was het bij wijze van personificatie. Maar nee.

Volgens het WNT bestaat wel pisselings: ‘Met stralen of straaltjes, straalsgewijze, tappelings’.

 

 

5.

Spreektaal of dialect?

De documentaire In het licht van de argwaan toont Luc Tuymans in volle actie. Volgens mij botst er iets achter zijn huig. In plat Antwerps stoot de schilder onophoudelijk curatorentaal uit, overigens net zo makkelijk in het Frans en het Engels.

Het frequentst tussendoor in zijn laaglands is ‘eigenlijk’, een woord dat bij Tuymans dient als komma tussen bespiegelingen.

Bovenal is het de opmaat voor het Antwerpsisme ‘eigenlijk feitelijk’.

En waar komt Pedro De Bruyckere (Gent) precies vandaan? In de hoogtijdagen van corona leek de Vlaamse pedagoog alomtegenwoordig in het opiniewezen, maar hij blijkt toen ook een boek gepubliceerd te hebben. Hij leidde het in met de empathische frase ‘Werd maar eens geboren na 2000…’

Ik snap vermoedelijk wat De Bruyckere bedoelt: het is geen benijdenswaardig lot te stammen van na de eeuwwisseling. Of zoals in Nederland hardop wordt gezegd: ‘Je zal maar na 2000 zijn geboren’. Dat klinkt echter half meewarig en half spottend, en zo’n afstand wil de pedagoog niet inbouwen.

Halveerde hij met zijn drie puntjes de croma-constructie die op zichzelf al weglaat? ‘Als je na 2000 werd geboren, dan had je geen prettige start’ veranderde zo in ‘Werd je na 2000 geboren, had je geen prettige start’.

Schrijven is toch werkelijk niet altijd schrappen.

woensdag 16 juni 2021

The Sweetest Inversie I Could Sing

 

 

Wat een hitte ineens! En uitgerekend nu beslist Windows in zijn oneindige updatewijsheid om onder aan het scherm voortaan de temperatuur te tonen, inclusief icoon en omschrijving van het weertype. Zon in woord, getal en gebaar.

Troost het dat er predigitaal langere periodes van hetzelfde zijn geweest?

Over de legendarische snikhete zomer van 1976 is veel geschreven, er zijn menigvuldige beelden van te vinden maar pas sinds kort weet ik dat er een euforisch soulnummer bij hoort. Ik was toen nog wat jong om dat helemaal bewust te zijn en bovendien, begrijp ik achteraf, was het genre impopulair in kringen die wisten wat goede smaak behelsde.

Impliciet moet ik daar een paar jaar later als puber aan hebben gehoorzaamd toen ik een ander liedje van deze band, ‘Can You Feel The Force’, absoluut onappetijtelijke disco vond.

Een recente documentaire wees op het bestaan van de vierkoppige band The Real Thing, vernoemd naar een multinationaal drank- en velgontroestingsmerk dat deze week in de problemen kwam toen Christian Ronaldo er iets van zei. En hun muzikale pareltje waar het voor mij in eerste en laatste instantie om ging, bleek al op mijn iPod te staan.

‘You To Me Are Everything’ had ik in de Verenigde Staten gesitueerd, wolkeloze Phillysound met de wahwahgitaar, violen, het parelende zweet van Barry White… Had gelukzaligheid bedekt dat hier een Engels kwartet actief was? Uniform zwart ook, en als zodanig de eerste groep die de hitparade met succes bestormde?

Het liedje gaat over een offer aan de liefde. Sterren, regen, bergen: natuurverschijnselen zet de ik-figuur, puur op wilskracht, naar de hand van zijn geliefde. Haar wish is zijn command. Zo probeert hij haar twijfel over zijn toewijding uit te bannen en een zogeheten knipperlichtrelatie permanent op groen te krijgen.

Met het nummer werd The Real Thing een verzameling posterboys, idolen voor smachtende meisjes en aanklampmodellen voor bepukkelde jongens met ambitie. Aanklachten weinig later tegen racisme, zoals in ‘Children of the Ghetto’, vielen uit de toon. Ze waren te vinden op de chattalerig getitelde elpee 4 From 8, waarbij laatstgenoemd getal verwees naar de arme, overwegend zwarte wijk Toxteth, ook wel ‘Liverpool-8’.

Natuurlijk spreken we hier over de stad van The Beatles, ooit de gelegenheidsbegeleidingsband voor The Chants, een voorloper van The Real Thing. Omgekeerd meen ik harmonische invloed van de Fab Four te horen in het vroege charmante liedje ‘Listen, Joe McGintoo’. Maar wat ik wil benadrukken is dat, net als literatuur helaas, popmuziek niet ontsnapt aan canondrang en smaakonttrekking.

Een reden dat The Real Thing, tot de documentaire, te boek stond als een commercieel bandje is dat de jaren zeventig al bij het zich voltrekken een beoordeling kreeg. Precies vanaf 1976 begon punk, in de gedaante van The Sex Pistols, het beeld van de voorafgaande jaren te bepalen en herdefiniëren: humbug, hooguit in symfonische en jazzrock virtuoos gebracht.

Vanuit hedendaags standpunt is dat maf. In een gemiddelde Top 1000 staan heel wat liedjes uit de jaren zeventig hoog genoteerd. Toen moest je je er waarschijnlijk voor schamen, en wat een groter publiek goed vond was per definitie verdacht. Over de marketing van The Sex Pistols zelf zal ik het maar niet hebben.

Je kunt canonkwesties ook betwisten vanuit de gedachte of de smaaktoekenner een mode volgt of een neusje heeft voor kwaliteit. Hoewel, dan is me nog altijd een raadsel hoe Mick Jagger in te schattten, de high-societyrebel. Als eerste eigen nummer nam zijn band The Rolling Stones ‘I Wanna Be Your Man’ op, uit de mouw geschud door hun vrienden Lennon en McCartney. Bij de historische filmopname van hun latere ‘All You Need Is Love’ in 1967 was Jagger aanwezig, net als in 1972 bij Aretha Franklins ongelooflijke kerkproject Amazing Grace.

Jagger wist de geschiedenis kennelijk een handje te helpen met duwen. Even voorspelbaar is het dat The Real Thing nog slechts ten prooi kon vallen aan herontdekkingen per decennium, bijvoorbeeld met een remix van ‘You To Me Are Everything’. De documentaire kan nieuwe fans opleveren, maar het gros van de belangstellenden is vooralsnog het publiek van toen dat zwelgt in jeugdsentiment.

Dat zou dé zomerhit van 1976 tekortdoen. De zon schijnt zelfs door de opbouw. Er is een couplet waarbij zich in de laatste regel de verlossing aankondigt. Maar dan volgt er nog een couplet met een tweede stem. Na dat uitstel glanst het driestemmig refrein dat in de woordvolgorde ‘You to me’ zelf uitstelt. Daarna komt er weer een couplet, een beetje melancholisch ineens, waarna tweemaal het refrein klinkt en in die herneming vitaal een hele toon hoger schakelt.

Het is dan ook niet niks dat de jij op een troon wordt geheven. Het liedje zou ik poëticaal kunnen noemen, omdat het refrein volstrekt altruïstisch stelt: ‘You to me are everything / The sweetest song that I could sing’.

Ik vrees dat die vooropplaatsing van ‘to me’ me niet snel loslaat. Of je haar nu inversie noemt of deviatie, ze vergroot de aantrekkingskracht van het liedje. Zelf moest het zich in die tijd uiteraard onderscheiden in de markt. Er was een klassieker als ‘You Are Everything’ van The Stylistics, destijds gecoverd door Diana Ross en Marvin Gaye. Voor een kleiner publiek denk ik aan ‘You’re Everything’ van Return to Forever (met Flora Purim).

Ongecompliceerde titels, zeker in vergelijking met wat The Real Thing doet, maar het knappe is dat de antimetrische grammaticale twist in de zomerhit van 1976 volstrekt naturel klinkt.

Dat heeft het liedje gemeen met een van de beroemdste gedichten uit de Nederlandse literatuur, ‘Om mijn oud woonhuis peppels staan’ van J.H. Leopold. Maar feitelijk kijkt volgens mij niemand op wanneer pakweg een volksvertegenwoordiger zegt: ‘Ik voor mij ben van mijn mening’. Zachtaardiger, op het pleonastische af, is de uitdrukking ‘Zelf vind ik’. In Nederland dan, want in België is het heel normaal om te poneren: ‘Persoonlijk vind ik’.

Maar dan is het wel onmogelijk de jij zo goddelijk te verklaren als The Real Thing deed. Me dunkt. Ik krijg het er bij elke beluistering warm van.

vrijdag 11 juni 2021

Teringhond


 

Zo hoog als kapitein Haddock reikt niemand, maar als schelden inderdaad een kunst is, dan zitten christendemocraten ook op dat vlak in het slop.

Zelf betrap ik me de laatste jaren steeds vaker op medelijden wanneer christelijke partijen in het nieuws zijn. Vroeger konden ze ‘de kerk in het midden laten’, maar daar was met de secularisering een gat ontstaan dat met de ontideologisering een krater werd.

In België had Wouter Beke nog de sluwheid om het concept van ‘het moedige midden’ te lanceren, in Nederland was men vooral doende om daar überhaupt iets als een eenheid te formeren. Ik zeg niets hemelschokkends wanneer ik de aanleiding van die manoeuvres onthul: Pieter Omtzigt. En dat hij zelfs door afwezigheid zijn stempel drukt, tot en met de regeringsvorming.

Niet iedereen kan daarmee lachen, zoals dat heet. Op zijn beurt kan Omtzigt daar niet mee lachen en dus publiceerde hij, geheel in stijl, een brandende interne partijnotitie van bijna tachtig bladzijdes die, in dezelfde stijl, prompt publiek werd.

Als heiden voel ik me niet geroepen dit document te lezen. Bovendien ben ik nog aan het bekomen van Henri Beyles verhalen. Hij trok in 1800 als jong soldaat met Napoleons leger mee over de Alpen naar Italië. Het scherpst beklijven de afdalingen, de enorme aantallen dode paarden langs de weg, het afval van het voortkronkelende leger. Dat vertelt hij onder de naam Stendhal, in retrospectief, en ontdekt dat zijn herinneringen aan bepaalde steden waren ingekleurd door gravures.

Ik las dat in de opening van W.G. Sebalds Schwindel, vertaald als Melancholische dwaalwegen, toen herzien en terug in roulatie gebracht als Duizelingen. Dit debuut eindigt met een droom in de Alpen, waar in een ademloze leegte louter steen te zien valt, totdat als een bijna weggestorven echo de woorden terugkeren.

In signalementen van Omtzigts notitie viel me meteen één woord op, uit een reeks invectieven van partijgenoten die hij over zichzelf verzameld had: ‘teringhond’.

Natuurlijk, schelden is, zeker in de politiek, geen makkelijke sport, maar wat hier gepresteerd wordt is niet eens pupillenwaardig. Ik vrees zelfs dat teringhond een compromis is, tussen ‘teringlij(d)er’ en ‘christenhond’.

Wie ligt daar nu wakker van, behalve Marianne Zwagerman die, volgens Google, in De Telegraaf aan teringhond een column wijdde die alleen toegankelijk is voor abonnees en opent met een pitbull-vergelijking? En behalve het object zelf dat zich ook ‘ronduit onveilig in de partij’ voelt?

Even treurig is de tegenwerping van CDA-voorzitter Van Rij dat de notitie ‘op persoonlijke titel’ is gemaakt. Om nog maar te zwijgen over de emotie die partijleider Hoekstra krijgt bij Omtzigts jongste kamikaze: ‘heel vervelend en echt beschadigend’.

Zou mijn verdorven lichaam wel voldoende medelijden in voorraad hebben om deze taal compleet te kunnen dekken? En wat te doen vóór het laatste oordeel? Koekhappen? Zaklopen?

Misschien moet de partij zich, als ik even gratis consultant mag spelen, laten inspireren door Oude dozen. In dat boek gebruikt Marja Vuijsje het werkwoord ‘meelbieten’. Van die activiteit geeft Van Dale alleen het substantief: ‘iem. die melig is, flauwe grapjes maakt (niet echt als scheldwoord)’.

Zeker op locatie gemeenschapsvormender dan duizend bommen en granaten kunnen afdwingen.

 

Naschriftje

Het onvermijdelijke is inmiddels geschied. Per Twitter is Omtzigt opgestapt uit het CDA. En reageren Van Rij en Hoekstra ‘ontzettend teleurgesteld en geschrokken’. Vgl. Rachel Cusk: Als mensen de waarheid spreken, kan dit hun het bevrijdende gevoel geven niet langer de schijn te hoeven ophouden, net zoals onbeleefdheid een bevrijdend gevoel geeft. Om die reden is het niet verwonderlijk dat oprechtheid soms wordt aangezien voor onbeleefdheid, en onbeleefdheid voor oprechtheid.

 

donderdag 3 juni 2021

Dus cringe ik in stilte

 

 

 

Het op mijn bureau belande boek Het Monster van Wokeness heb ik inmiddels gelezen. Gespitst als ik was op de woordenlijst achterin, was me ontgaan dat het een roman is. Tofik Dibi zegt het zelf in de inleiding. Daarmee wordt de plot des te opmerkelijker.

Een kleine 150 pagina’s fabuleert het voormalige Groen Links-kamerlid over praktijken van een NRC-journaliste die een dubbelleven leidt op Twitter. Als Kannibelle is ze daar een social justice warrior, die onder meer een eigenaar van gaybar cancelt. Uiteindelijk blijkt ze zich niet goed geïnformeerd te hebben én wordt haar ware naam door De Telegraaf onthuld. In nog slechts tien bladzijden neemt de gaybargedupeerde een schijnbaar dodelijke wraak op Kannibelle en wordt haar account gewist.

Hoewel de compositie van deze prettig ambitieuze roman dus afgeraffeld is en een omgangsvraag met verschillen blijft liggen, lijkt Het Monster van Wokeness, gepubliceerd in 2020, brandend actueel. In België loopt immers een extremist vrij rond die met zware wapens wraak wil nemen. Om nog te zwijgen over wat er boven zijn hoofd gebeurt.

 

Dibi situeert zijn activistische hoofdpersonage in een milieu met heilige overtuigingen. Ook over wat de niet-ondervraagde tegenstander vindt: ‘Witte mensen hoeven de eerste drie letters van racisme alleen maar te horen of ze vertonen al symptomen van een burn-out. Ze verzetten zich nooit openlijk in je gezicht. Het is subtiel. Het is die zucht die iedere PoC kent, die “niet weer”-zucht.’

In zo’n staat van ontkenning, die vervaarlijk neigt naar blaming the victim, verkeert evengoed de goedbedoelende NRC-redactie, vindt de 22-jarige journaliste Kawtar (haar achternaam luidt in het boek zowel Karaman als Amrani). Lang interesseerde ze zich zelf niet voor ‘dingen als het n-woord […] of hoe je trans mensen op de juiste manier aanspreekt’. Inmiddels weet ze dat haar activisme plaatsgrijpt in haar vrije tijd, temeer daar de krant haar verplicht objectief te zijn. Dat gaat niet. Als Kannibelle ageert ze op Twitter ook tegen een IntersectioneleFeminist die ‘schone handen’ wil houden.

Vaker heeft ze het moeten opnemen tegen minder intellectueel geschoolde tweets. Eerst trachtte ze ermee te praten, later verzorgde ze ‘grammaticale scholing tot iemand me erop wees dat spelfouten corrigeren classist is.’ Toen blokkeerde Kannibelle de ongewenste stemmen, om te ontdekken dat het geschreeuw haar ego ook bevestigde. En dus deblokkeerde ze die andere stemmen, wat rijmt met haar basisopstelling: Kannibelle prefereert openlijke racisten boven ‘de stille meerderheid’ waaraan ze soortgelijk gedachtegoed toeschrijft en die ze ronduit gevaarlijk vindt.

De vraag blijft of ze zo in een zogeheten bubbel zweeft? Gelijk opgaand met het verhaal laat Dibi zijn Kannibelle haar omgeving beoordelen van gekleurde queer activisten, met een veramerikaanst sociolect. Ze beschouwen zichzelf als ‘community van strijders’. Maar volgens ‘het domrechtse blogje GeenStandaard’ (een fusie van GeenStijl en De Dagelijkse Standaard?) zijn ze een sekte. In ieder geval heerst het beleid ‘een gesloten front’ te vormen. Een orkestratie van identiteit dus.

Kannibelle beleeft een intern meningsverschil ‘bijna als verraad’.

Ze stelt de stille meerderheid gelijk met ‘het redelijke midden’, een inmiddels bekend essentialisme dat bij containerbegrippen als burgers, Nederlanders, kiezers of mensen niet aan ‘mensen van kleur’ zou denken. Het Wokabulaire achterin geeft het redelijke midden een eigen lemma: ‘Het soort mens dat van een veilige afstand met open mond staat te loeren en “wat erg” mompelt als er iemand in elkaar wordt getrapt.’ Aldus fungeert het als antipode van de activist, zoals gedefinieerd in dit boek.

Tegelijk ondervindt Kannibelle problemen met sociale media en haar smartphone, waaraan ze verslaafd is. Daarom stopt ze even met Twitter om te proberen ‘verschillende werelden met elkaar te verbinden’. Nu ervaart ze twee soorten ‘niveau’ en ’taal’. Anders dan haar community-genoten reduceert ze de uitstoot van amerikanismen. Maar het zal De Telegraaf zijn die haar definieert als collega bij NRC, en dan als ‘Monster van Wokeness’. Al wordt de boodschapper reflexmatig beticht een ‘bruine krant’ te zijn, het bericht zelf verandert door zo’n wanhoopsoffensief niet.

Kawtar wordt nu zelf gecanceld. Pegida (de griezelgroep wier naam Dibi niet heeft veranderd) ruikt zijn kansen: oog om oog, tand om tand. Ook beseffen niet-activisten uit Kawtars directe omgeving kritische tweets te hebben ondergaan in plaats van een gesprek. Spijt heeft ze nochtans niet van haar dubbelrol. Wel van haar taal: ‘Iedere zin langs de woke-meetlat leggen tot het probleemloos is, is niet anders dan met Photoshop en filters normale uiterlijke kenmerken uit iedere foto gladstrijken.’

Dat maakt het Wokabulaire achterin des te vreemder. Bijvoorbeeld de lemma’s Heteronormatief en Intersectionaliteit blinken veeleer uit door clichématigheid dan door precisie. De woordenlijst als geheel stigmatiseert andersdenkenden vooral. Ook worden mensen te kijk gezet wier opvattingen en daden, zoals dat gaat, inconsequent zijn. Ze blijken hypocrieten. Misschien komt het doordat Dibi dit Wokabulaire lijkt te hebben uitbesteed (aan Carmen Felix en Marten Mantel), dat deze onderneming de roman tegenspreekt die immers waarschuwde tegen exclusief groepsactivisme?