Ewald Engelen vindt ‘huidhonger’
het mooiste woord dat de semi-lockdown heeft voortgebracht, tot nog toe. Hier snap
ik helemaal niets van. Niet eens zozeer uit luxe, omdat ik zelf wat dat betreft
geen klagen heb, omringd annex ‘geprivilegieerd’ als ik ben door een Drievuldigheid
van knuffelexperts.
Nee, het is omdat
ik in
het woord werkelijk niets ontdek dat klopt. Het klinkt zo poëtisch.
Maar allereerst
wordt het bedorven door een alliteratie. Hier straalt zij iets even kitscherigs
uit als dat ‘hersenhozen’ – naar verluidt bij anti-verengelingsactivisten een
alternatief voor brainstormen – vreugdeloos
is.
Vervolgens dunkt
me het tweede deel van het woord misplaatst, omdat er in de grote boze wereld
nog een andere werkelijkheid bestaat: honger die levensbedreigend is.
Maar ja, ik heb de
semi-lockdown dan ook benut om eindelijk De
menselijke soort van Antelme te lezen. Vijf dagen nadat hij van de nazi’s één
sneetje brood bij een waterige soep heeft gekregen: ‘De honger is waakzaam als
een vlam die dag en nacht in het lichaam blijft branden. Ze beluistert de
stilte, loert op het geringste teken.’
Daarna verklaarde Eva Meijer dat huidhonger vooral ‘hogeropgeleiden
met tijd over lijkt te treffen’. Ik heb geen flauw idee of dat zo is, maar weet
wel dat haar vermoeden precies hét object benoemt van menige, niet geheel onterechte
Engelen-kritiek.
Elk zijn noden
en plezier, dus wat zou een waardiger synoniem zijn van ‘huidhonger’? In
Vlaanderen repte een taalspecialist al van ‘crashen’ in iemands armen. Dat klinkt dodelijk, niet het minst voor
de taal.
Het laatste woord
dan maar terug aan Ewald Engelen: ‘Ik verwelk in een samenleving die
eruitziet als een melaatsenkamp waarin ieder lid een digitale ratel bij zich
hoort te dragen’. Daar heeft hij
volgens mij een punt. Het blijft jammer van wat hij als het tegendeel opvoerde.
Inclusief aanhalingstekens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten