maandag 25 mei 2020

Bobwording





Zoals ik pas laat kennismaakte met het programma De Wereld Draait Door, zo realiseer ik me nu dat presentator Matthijs van Nieuwkerk ook schrijver is. Dat hij kon praten op een snelheid die weinigen is gegeven, heeft waarschijnlijk een ander feit verdrongen dat dan zogezegd latent in mij aanwezig was. Toen ik mijn eerste stapjes zette in de cultuurbranche werkte Van Nieuwkerk al bij Het Parool. Hij moet veel hebben geschreven, maar pas afgelopen weekend ontdekte ik, doorklikkenderwijs, een artikel van zijn hand.
Ik moet mezelf in het ootje hebben genomen, want in een uitgebreid recent essay citeerde ik Van Nieuwkerk in een noot. Hij loofde een boek van Ernst-Jan Pfauth in zulke fanatieke bewoordingen, dat ik ze voor spreektaal had gehouden. Inmiddels denk ik dat daar een schrijfstijl werkzaam was waarvoor het predicaat ‘staccato’ zal dienen. Dat doet niets af aan Van Nieuwkerks loftuitingen die Nederland voor bepaalde cultuur wist te ‘verbinden’. In België maakt men zich geliefder door de kont tegen de krib te gooien en bijvoorbeeld te stellen dat het land gesplitst moet.
In het artikel betoont Van Nieuwkerk zich ditmaal enthousiast over Bob Dylan. Het staccato schuilt al in een formaliteitje dat in de Lage Landen epidemische vormen heeft aangenomen maar ooit lijkt te zijn aangericht door W.F. Hermans: de alinea van één zin. Aan die hebbelijkheid sleutelde met name Komrij, door zo’n zin te demonteren en eerst de persoonsvorm weg te halen en daarna meer. Vooral columnistiek verstrekt hiervan inmiddels vele proeven.
Zo dus.
Van Nieuwkerks tekst bestaat uit veertien alinea’s. Daarvan bestaan er maar liefst zes uit één zin, en daarvan luidt de kortste: ‘Fijn.’ Dat woord karakteriseert meteen de auteur, want geeft een positief waardeoordeel. Hier reageert hij er goedmoedig mee op een Nederlandse vrouw die hem in Parijs aanspreekt over Dylan en allerlei onnozele details over de zanger begint op te dissen. Eventueel als privacyschending op te vatten bemoeienis valt weg tegen een gedeelde passie.
Voor zover ik De Wereld Draait Door heb gezien, presenteerde Van Nieuwkerk zich tijdens interviews minstens zo vaak als fan voor wie privacy geen punt was. Niet uit onbeleefdheid, maar uit beleving – omdat er hogere krachten speelden waar zelfs dierbaren geen vat op hadden. Hij vertelt in het artikel nu bijvoorbeeld dat zijn vrouw woest werd toen hij in Londen ineens Charlie Watts zag en deze ‘een hand wilde geven en hartelijk wilde bedanken voor alles’.
Over zijn verslindende passie voor Dylan laat Van Nieuwkerk van acquit af geen misverstand bestaan:

Parijs, 11 april 2019. Boulevard Poissonnière. De zon scheen best. Het was rond vijf uur ’s middags en ik wachtte op Bob. Op een stoeltje voor de Starbucks. Verderop stond een zwarte bus geparkeerd. En in die bus zat Bob. Bob Dylan. En Bob kon er ieder moment uitkomen. Zo was me verzekerd. Dit was al zeker anderhalf uur geleden.
Ik was erbij gaan zitten.

Deze tweede alinea geeft op ironische wijze weer dat zelfs de grootste fan in een wolk wereldse hulp kan gebruiken. Tevoren heeft Van Nieuwkerk de journalistieke w’s bijna effen beantwoord. De clou over Bob die Dylan blijkt, stelt hij eerst uit en lost hij dan in terwijl hij er daarna dus evengoed een aparte alinea voor had kunnen reserveren. Kennelijk kan Van Nieuwkerk zijn enthousiasme niet meer beteugelen én geeft hij te kennen dat de legendarische zanger hem volstrekt vertrouwd is.
Feitelijk is dat opmerkenswaard, want hij is geboren in 1960 (en behoort tot dezelfde generatie als ik) en is dus niet met de muziek van Dylan opgegroeid. Pas achteraf, toen de zanger bijvoorbeeld al lang en breed in zijn betwiste elektrische periode zat, heeft Van Nieuwkerk liedjes van deze babyboomer en andere grootheden leren kennen. Hij heeft zich zijn bobwording dus eigen moeten maken, terwijl hij pakweg bij Bruce Springsteen, The Eagles of Bob Marley zo kon instappen.
Dit type fanschap heeft wel verregaande gevolgen. Een idool staat normaliter op eenzame hoogte, terwijl Bob tegelijk als intimus wordt ervaren. Vermoedelijk was dit ook een van de vele geheimen van De Wereld Draait Door. Van Nieuwkerk maakte sterren heel erg menselijk en zijn disgenoten veranderden in vriendenkringetjes – die desnoods ongewenste elementen hardhandig verwijderden. In het artikel spreekt hij dan ook van ‘Ome Bob, zoals Martin Bril altijd zei. Martin was verdomme alweer tien jaar dood. Deze toevoeging is in principe irrelevant, maar omdat ze een vriend betreft kan ze in dit universum niet ontbreken.
Heet dit procedé niet Vergroting door Verkleining? Van Nieuwkerk hangt er zijn artikel van ruim 600 woorden ook structureel aan op, door over Dylan niets noemenswaards te vertellen maar hem te belichten vanuit een minieme actie: het uitstappen uit de bus. Dat vermeldde hij in de acquitstoot en vervolgens is de rest suspense op het doel dat hij met passende hoofdletters de Openbaring noemt. Dylan moet daartoe vijftien meter overbruggen om de artiesteningang te bereiken. Dankzij een petit promenade, zoals Van Nieuwkerk dat met een charmant geslachtsabuisje aanduidt.
Charmeren is bij hem de broer van enthousiasmeren. Het publiek moet worden geïnformeerd, zeker, maar door het te bespelen. Het zal toevallig zijn, maar die houding heeft hij gemeen met collega’s als Connie Palmen en Joost Zwagerman met wie hij in de vroegpostmoderne jaren tachtig Nederlands studeerde aan de UvA. Zulke charme moet zich uiteraard eveneens uitstrekken over de stijl. In het artikel vertelt Van Nieuwkerk bijvoorbeeld dat hij vergeefs springt om Dylan te ontwaren, maar dat het hem, gebukt, ‘door een woud van denimbenen’ ten slotte toch lukt. Dan draagt de zanger ‘een belachelijk grote spijkerbroek’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten