donderdag 5 december 2019

Gaan we sentimenteel worden?



Afscheid nam ik van twee fenomenen wier aanwezigheid me eeuwig had toegeschenen.
Na 86 jaar stopt het cultuurmaatschappelijk tijdschrift Streven zijn gedrukte versie. Ik wilde het ‘onvolprezen’ noemen, maar van een oud-redactiesecretaris verkleurt elke aanduiding. Bovendien wemelt onrecht onder het papieren graf. Enkele jaren geleden besloot de Vlaamse overheid stilletjes de subsidie voor dit blad te beëindigen, wat noopte tot tweemaandelijkse in plaats maandelijkse nummers.
Na de aangekondigde bezuinigingen in de cultuursector is het misschien ongepast zich te buigen over een dodelijk gewonde. Toch tracht ik in de geest van Streven argumenten te snappen die de mijne niet zijn. Daartoe surfte ik naar Doorbraak, waar Johan Sanctorum zich vrolijk maakte over het schier onvermijdelijke.
Zijn verkneukeling verbaast me niet. Hij is een meester van de jij-bak en bestookt de sector dus met eigen allergieën: l’art pour l’art, incrowd, bubbel, culturo, ‘ideologisch paternalistische tunnelvisie’, pensée unique, het schampere bijvoeglijk naamwoord ‘weldenkend’ waar bij Sanctorum altijd ‘links’ op volgt. Hij veelt niet dat mensen worden uitgesloten als ‘extreem-rechts’, terwijl hij de ‘extreem-linkse’ uitgeverij EPO vernoemt (jij-bakken kun je trainen!).
Natuurlijk zijn deze overtuigingen mede gestoeld op onleuke ervaringen. Zijn klacht dat hij voor een tournee over Mei ’68 geen podium kreeg in mainstream bladen en gesubsidieerde podia geloof ik best.
Wanneer onze maatschappij iets kan gebruiken is het wel wat socioloog Helmut Rosa ‘resonantie’ noemt. Ze klinkt alleen bij ‘zich kwetsbaar opstellen’ tegenover kritiek en verandering, en verstomt door zich strijdvaardig doof te houden voor het vijandige. Heden geschiedt dat tweezijdig. Ook met aanspraken van racisme & seksisme die het equivalent zijn van onbewezen complotten over linkse pers waar bezuinigingsaankondigingen voor cultuur dan kunnen gelden als revanchisme.
Polarisatie tiert slechts vruchtbaar op loopgraven, niet er quasi-veilig in.
Enige zelfkritiek zou Sanctorum sieren. Het is tevoren wel erg duidelijk wat hij over Mei ’68 te melden heeft. Mensen met idealen zijn volgens hem per definitie hypocrieten, met een trauma van hier tot aan de oudheid. Kunstenaars zijn bij voorbaat kansloos en worden subsidieslurpers, zoals G. Wilders dat noemt. De even denigrerende term ‘subsidieruif’ – alsof dieren basisrechten van een homo sapiens inpikken.
Édouard Louis heeft gewezen op de siddering bij een niet-bezittende klasse wanneer comfortabeler levende anderen zeggen even ‘geen geld meer’ te hebben. Maar wat weten we van omstandigheden elders? Valt het mensen te verwijten dat ze optimale voorwaarden proberen te scheppen? Wie bepaalt wat geschikt is voor wie?
Kordaat noemt Sanctorum de gesubsidieerde kunst van Arno Quinze anti-volks. Met als voorbeeld de controversiële oranje blokken op de Oostendse dijk. Toch maken die niet alleen mij vrolijk. Ook het hum van het taalkundig genie en de gourmande, die lastig verdacht kunnen worden van politiek-theoretische bevooroordeeldheid, stijgt er zichtbaar bij.
Gepokte verdedigingen van kunst blijven ondertussen uit. Facebookgeel zonder urgentie van de hesjes, stickertjes op de mond alsof de vrijheid van uiting weer dreigt… Beschamend dat vooralsnog narcisme alles is. Misschien moet het naar de kloten geholpen woord ‘gepassioneerd’ in zijn luister worden hersteld. Mstislav Rostropovitsj ging in 1989 tenminste niet de straat op om te lullen, maar om te poetsen! Om te laten zien wat hij kon en kunst vermag.
Laten zien moet gepaard gaan met durven aanhoren. Voorbijgaan aan preken voor eigen parochie – zie Streven. Ik durf niet te garanderen dat er zo veelstemmigheid ontstaat of dat het zelfkritisch vermogen toeneemt. Het geeft in elk geval meer kansen voor iets als een gemeenschap. Maar dat zou moeten worden uitgewerkt in een essay, genre waarvoor het blad de broedplaats was.
Nu mijn ander little rouwmakertje.

Tijdens de kleine twee decennia in België liet ik mijn giroabonnement doorlopen. Dit betaamde, dacht ik, zonder die trouw te kunnen verklaren. Mijn rekening gebruikte ik amper. En godverdegodver, met wat ik al die jaren heb gedokt aan zogeheten Kosten BasisPakket was nogal eens iets te ondernemen geweest.
Het besluit ermee te kappen is niet eens door mij geforceerd. Ik deed zo zelden aan elektronisch bankieren, dat me pas onlangs duidelijk werd dat ik niet meer bij mijn geld kon. Omdat ik geen smartphone heb voor ‘de handige app’.
Uitgestoten door technologie, verbazen doet het niet.
Wel dat ik bij ontstentenis van smartphone de rekening evenmin kon stopzetten. Daartoe diende ‘het dichtstbijzijnde postkantoor’. Op reis door Nederland kon men me echter niet helpen wegens mijn prehistorische uitrusting. Eerst moest de rekening leeg, en daartoe diende de handige app.
Het vrolijke advies om de smartphone te gebruiken van de wegkapitein – een Belgische die part noch deel heeft aan deze ING-bank – moest gevolgd.
Thuis bleek mijn verlangen nog altijd oninwilligbaar: overschrijving van mijn Nederlandse geld naar België was geblokkeerd. Een lang, allerminst gratis telefoontje naar de klantenservice leerde dat dit te wijten was aan een alerte Dienst Fraudebestrijding. Gelukkig wist ik mondeling te bewijzen dat Marc Kregting Marc Kregting is.
Eindelijk was de rekening leeg. Waarna ik haar, met de app, kon opzeggen. Een wereldbeeld ontvouwde de automatische bevestigingsmail: ‘Wat jammer! Maar we gaan het voor je regelen hoor’. In die tweede zin wil spreektaal – gaan in plaats van zullen – de niet door een komma gescheiden positie van ‘hoor’ bevestigen. Toch vind ik een ongelooflijke bewering, gelet op de uitspraak waardoor Wilders een proces kreeg.
De officiële bevestiging kwam met twee brieven: eentje over de opzegging (‘Dat hebben wij voor u in orde gemaakt’) en eentje met het laatste saldoafschrift. Leve de portoverspilling. Nu begrijp ik wat de Kosten BasisPakket inhielden. Er stond bij dat ik altijd kon bellen.
Zwelgen in nostalgie is mijn ding niet. Maar mijn lichaam speelt op. Ik, die bitter weinig onthoud, zal te allen tijde mijn rekeningnummer kunnen ratelen.
De rekening verbind ik in eerste instantie met de Rijkspostspaarbank. Een logisch eindpunt van een Zilvervloot die ouders voor hun kinderen openden. Ik zie me zoeken naar een postkantoor dat open is in Verweggistan, om een girocheque te innen. Via overschrijfkaarten een schaakpartij spelen.
Overheidsbesogne? De ook in mijn geheugen opgeslagen slogan Giroblauw past bij jou vloekte met oranje na privatisering en overname door de ING.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten