maandag 22 januari 2018

Ontnozeling (4)



De Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli noemt haar boek Vertel me het einde ‘een essay in veertig vragen’. Ondanks die genrebepaling bekent ze zich in haar postscriptum als romanauteur, getraind om ‘de wereld te lezen als onderdeel van een narratieve plot waarin sommige gebeurtenissen de voorbode zijn van andere’.
Die blik steunt Luiselli met de verantwoording dat de in het essay bijeengebrachte relazen een andere naamgeving, tijdstip en volgorde kregen. Toch geeft ze gedetailleerde bronnen voor beweringen, met de suggestie: geloof me, deze bijna-non-fictie is echt!
Aangezien het boek handelt over Centraal-Amerikaanse vluchtelingen die in de Verenigde Staten proberen een bestaan te krijgen, is het waarheidsgehalte belangrijk. Lastig wordt dan dat de auteur soms voordringt op door haar beschreven mensen, voor wie ze overigens tolkt bij justitie.
Het ontegenzeggelijke engagement dat Luiselli ontplooit wordt naar mijn gevoel geneutraliseerd doordat ze tegelijk haar eigen lot beschrijft. Tijdens het maken van het essay, vanaf 2015, was haar tijdelijke verblijfsvergunning verlopen, zonder een green card in zicht. Maar die status begeren haar personages toch ook? Is dat solidariteit?
Mij dunkt dat het boek waarachtiger was geweest als de auteur haar romantalent inderdaad had benut. En zich in haar personages had verstopt, in plaats van verontwaardigd over hen te schrijven, en over zichzelf. Nu blijft de vraag over wie dit boek uiteindelijk gaat.
Zulke gedachten kwamen mede in mij op door Klont van Maxim Februari. Hoewel mijn vertrouwen in de roman gering is, repareerde deze bij mij menige illusie. Sowieso volg ik de publicist Februari met een zoals dat heet meer dan gemiddelde belangstelling, maar Klont stemde nieuwsgierig of er kans was voor mijn hartenwens: dat opinistiek kan plaatsnemen in fictie.
In deze roman zegt een Amerikaan dat er met het vergaan van naties en, volgens hem, het verband dat een volk bijeenhoudt, geen belangstelling is voor feiten. Er heerst nieuwsverslaving die mensen zelfs in grootste wanhoop overeind houdt. Maar ondanks dat ‘opioïde mechanisme’ is non fake news dood.
Data hebben informatie vervangen. Februari heeft over dat thema in NRC-columns herhaaldelijk geschreven. Anders dan Luiselli koos hij ervoor zijn kennis over die actualiteit te saucisseren in een het complexe systeem van de roman. Tegen het opinisme, dat hij voor de krant moet beoefenen? Het publiek kenmerkt zich, beweert Klont effen, door ‘de hongerigheid naar snelle output’.
Moraal en keuzes hebben we uitbesteed aan machines, luidt de stelling. De werkelijkheid is gereduceerd tot gegevens over de werkelijkheid. Tot een klont, zegt hoofdpersoon Alexei Krups:

‘eigenlijk geen metafoor maar een werkelijk bestaand samenspel van machten. Een wereldbeeld dat meer ruimte bood aan mededelingen over het bestaan dan aan het bestaan zelf en dat dwingend regeerde’.

Door die herschepping treedt in elk geval verlies aan kennis op, eveneens bij ‘experts die nergens verstand van hebben’. En het tragische is dat de mens die klont zelf heeft gemaakt.
Geweldig aan dit boek vind ik dat de horigheid aan een eigen, superieure schepping tot uitdrukking komt in Februari’s vertelwijze. Alle personages hebben eigen denkruimte terwijl ze zichtbaar aan een touwtje zitten dat de onzichtbare verteller dan weer met ironie dan weer met empathie en mededogen laat vieren.
Die state of mind lijkt me symptomatisch voor de globalisering waarin, zoals Philipp Blom opmerkte, de fameuze slogan ‘Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’, mede door de digitalisering onklaar is gemaakt. Toch proberen Februari’s personages het nodige, en is dit boek dus een strijdperk. Juist de roman kan het waarheidsgehalte van een stelling afwegen dat de klont ‘na Copernicus, Darwin en Freud de vierde grote krenking der mensheid’ is.

Het genre wordt zelf over knie gelegd. Walter Benjamins bevindingen vlak voor de oorlog bij Berlin Alexanderplatz komen aan bod, volgens de verteller om het unieke van het menselijk bestaan op de spits te drijven, ‘het met andere mensen onderling onvergelijkbare, het incommensurabele’. En Lionel Trilling, die in 1946 geen gedachtewisseling over moraal meer in romans ontwaart; daartoe is wetenschap gaan dienen, sociologie, psychologie, antropologie, ‘als we er geen enkele lol aan beleven’.
Van recente datum zijn uitspraken van John Brockman over non-fictiehelden. Hij prefereert de polemische wetenschapper Dawkins boven romanschrijver Roth – een legitimatie van Valeria Luiselli’s genrebepaling. Ironischerwijs wordt Roth in Klont ook aan het woord gelaten, met zijn observatie dat de roman een stervend dier is.
Natuurlijk staan zulke zelfreferentiële onheilstijdingen in een traditie. Februari varieert daarop, want personage Krups meent dat de roman overbodig is geworden door de klont.
Diens metafoor voor het doemscenario over digitale data is echter gejat. Uiteraard laat Februari nog overwegen of het plagiaat in de eenentwintigste eeuw een achterhaald begrip is.
Alexei Krups wordt ontmaskerd, ondergaat dat gelaten en weet dat hij zijn ‘spreekrecht’ kwijt is. En ook hier maakt Klont een circulaire beweging. Want de bedrieger mag van het collega-personage Schneider, ‘de briljante meester van de intellectuele humbug’, zich stapsgewijs rehabiliteren. Eerst komt dan een autobiografisch verhaal waarin hij tot in detail kan uitleggen ‘wat er was misgelopen:

Waarom ik me door mijn ijdelheid had laten meeslepen. Hoe het toch kwam dat ik anderen, die oprecht en in goed geloof met me hadden samengewerkt, zo lang om de tuin had kunnen leiden.
Het publiek had er belang bij de geschiedenis van mijn bedrog te horen, vond hij; dat kon verhinderen dat zulke afschuwelijke dingen in de toekomst weer zouden gebeuren. Want niets is zo erg, nee, echt, niets is zo erg voor de samenleving als het verlies van vertrouwen in elkaar, in de waarheid en de feiten.’

Vormt de autobiografie, waarin de waarheid tautologisch is, de machtige arm waarmee mensen nu het raderwerk kunnen stilleggen? In Rob van Essens roman Winter in Amerika krijgt een aalgladde acteur de vraag memoires te schrijven, zonder andere interesse van de uitgever dan kasssagerinkel. Dezelfde interesse voor dezelfde tekstsoort onthult in Emy Koopmans roman Orewoet een gevallen professor, die Hadewijch-manuscripten onderzocht die hij zelf had gefabriceerd. Hij zegt erbij dat hij hulp zal zoeken en in de politiek zal gaan.
Uit zijn columns puilde Februari’s bezorgdheid over dataverwerking voor de maatschappij, maar door de constructie van Klont kan zijn kennis superieur noch relativerend heten. Verschilt Februari’s handelingsmarge van die van zijn marionetten?
Volgens mij sympathiseert het vloeiende vertelsysteem van Klont met zijn dobberende personages. Een vorm van solidariteit die Valeria Luiselli vooropstelde.
In 2017 verwierf zij alsnog haar green card. Maar toen stond de wereld ‘zo fucking op zijn kop dat Trump op de een of andere manier president van de Verenigde Staten is geworden’. Eén personage achtte zijn tijdelijke verblijfstad Hempstead nochtans verwant aan zijn geboorteplaats in Honduras: ‘een shithole’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten