vrijdag 21 oktober 2016

Dat zijn wij



Op Neerlandistiek.nl schreef Maartje Lindhout een intrigerend stuk over het verschil tussen je/jij, je/jouw, we/wij. Als ik het goed begrijp is het subtiel, zij het met grote gevoelsgevolgen. Aanleiding voor haar was een schrijven met de acquitstoot: ‘Hartelijk dank voor jouw mail.’ Volgens Lindhout kan er ook te klare taal bestaan.
Ik moest hier even over denken. Nou ja, eerst dacht ik op mijn stokpaard te kunnen springen om soeverein de onbewuste invloed van het Engels op het Nederlands aan te wijzen: your mail.
Een halve dag later zei iets me dat Lindhout gelijk heeft. Maar meer dan voorbeelden weet ik er niet van te geven. Het punt is wel dat ze gekoppeld moeten zijn om het verschil te kunnen navoelen.
Een paar pogingen. Eerst over het aanduiden van een richting. Als een ouder ontiegelijk boos is op zijn hartendief, zegt hij:

(1a) Jij gaat nu naar je kamer

Als een stadsbewoner de weg uitlegt aan een onbekende, zegt hij:

(1b) Je loopt tot aan het kruispunt, dan sla je linksaf

Voilà. Snel over naar de je/jouw-kwestie. Hier schieten me louter zinnen te binnen met ‘jouw’ – en valt me op dat die een scheiding forceren met de ander:

(2a) Het is jouw schuld
(2b) Het is jouw leven

Hier is de ander niet erg populair bij de spreker, maar die scheiding blijft gehandhaafd wanneer, al dan niet vals bescheiden, de ander juist op een schild gehesen wordt:

(2c) Dat is helemaal jouw verdienste
(2d) Ik draag een vaandel met jouw naam

De laatste zin komt uit het controversiële Koningslied, waaruit ik graag nog een zin citeer in verband met de openingskwestie:

(1c) Ik zal waken als jij slaapt

Nadruk inderdaad, die afstand en misschien wel plichtmatigheid schept. Wanneer de ander een geliefde is, verandert de zin waarschijnlijk.

(1d) Ik zal waken als je slaapt

Nu nog het we/wij-vraagstuk. Omdat ik ooit in het openbaar een laat gedicht van Sybren Polet mocht lezen, uit de bundel Donorwoorden (2010), valt me eerst toe dat deze het concept heeft bedacht van (eenzelvige) ‘wijmensen’. Voor de details verwijs ik door naar mijn poging tot begrip, en voor een definitie naar het gedicht zelf: ‘Voor hen is alle werkelijkheid alibi/ voor andere alibi’s.’
De vraag is natuurlijk of Polet ook iets te zeggen zou hebben gehad over ‘wemensen’. Maar het antwoord kan helaas niet meer worden gegeven.
Als tegenprestatie twee literaire fragmenten waarin ‘we’ en ‘wij’ tegelijkertijd voorkomen. Het eerste behoort tot de bekendste van de Noord-Nederlandse literatuur:

(3a) Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe 't moest. We, dat waren wij, met z'n vijven. (…)

Met deze openingszet van Titaantjes weet Nescio de intuïtie van Maartje Lindhout te bevestigen. Het ‘wij’ komt pas boven wanneer er ondubbelzinnig gedefinieerd moet worden.
Het tweede fragment komt uit een gedicht dat Paul Demets schreef na de aanslagen in Brussel:

(3b)
(…)
Ochtend. Altijd weer ochtend. Iemand heeft een pak met spijkers
voor ons bedacht. Dat lichaam van ons. Het stinkt van geluk
en wordt door een stofwolk verdonkeremaand.

Die vreemde, dat zijn wij. Hij heeft al onze kleren aan.
Met de handen van de ander weten we geen blijf.
Huidskleur is eender. Rood. Dat lichaam van ons heeft nu
niets meer om het lijf. Lockdown en spreadsheets.

Ochtend, altijd weer ochtend. Hadden we hem? We hebben niets.

Ook hier staat ‘wij’ bloot aan het onbarmhartige licht van de werkelijkheid. Die slechts te verdragen valt als we toch maar ‘we’ blijven?
Ik stel me nu zo voor de locatie van twee bijna identieke zinnen te kunnen bepalen.

(3c) We lezen hoofdstuk drie

Dit speelt zich af in een klas, waar de leraar, om de moed er bij de leerlingen in te houden, de indruk wekt dat hij ook niet meer weet dan iedere andere aanwezige in het lokaal.

(3d) Wij lezen hoofdstuk drie

Dit speelt zich af in een kerk, waar de spreker, om geen twijfel te wekken dat hij ingewijd is, de aanwezigen aanspoort hem na te volgen.
Voilà. In het kader van de nadere studie die steeds gewenst is, gooi ik alvast een enigszins gelijkend balletje op dat te maken kan hebben met het verschil tussen België en Nederland. Daar kan men een mens of situatie kwalificeren met respectievelijk:

(4a) Zo … als iets
(4b) Zo … als wat

3 opmerkingen:

  1. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedankt voor uw nadere analyse! Leuk dat u zo ingaat op bestaande literatuur.

    Overigens hoop ik dat Sybren Polet van mening zou zijn geweest dat 'wemensen' niet echt goed klinkt, omdat er klemtoon komt op een lettergreep met een stomme e, wat niet erg gebruikelijk is.

    PS Het is Lindhout, met een d. ;)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dank voor de dank, maar ik ga me (of uitzonderlijk misschien wel: mij) schamen voor de dt-verwisseling.
    Het zou een aardig experiment zijn om dat woord ‘wemensen’ te laten uitspreken door diverse proefpersonen, jong en oud. Hoe zouden zich tot elkaar verhouden: die stomme e, de beklemtoonde e, maar ook, al dan niet door mislezing, de – quasi-Engelse – ie?

    BeantwoordenVerwijderen