maandag 14 september 2015

My baby’s heart

Vaak ogen uitlatingen van kunstenaars over multidisciplinariteit gratuit. Voor het meer kwaadaardige deel der mensheid dienen ze subsidiedossiers. Maar de fameuze koorddanser Philippe Petit grossierde er zo gul in, dat mij alvast enig geloof bekroop.
Eerst had hij op keurig modernistische wijze nog verteld over dat niet hij niet bewust in het vak getreden, maar dat kunst hem had geroepen. De uitwerking ervan was echter leuk, toen Petit het had over zijn dans op de Notre Dame in 1971, tussen de twee torens. De bakstenen gevaarten hadden hem toegeroepen: ‘Kom, doe iets wat ons leven verandert’.
Geweldige pretentieuze bescheidenheid! Petit deed zijn naam niet echt eer aan.
Het was, redeneerde hij voort, de koorddanser die hier zorgde voor het goddelijke verband. Hij was de postiljon d’amour voor de torens. Hij schiep letterlijk verbintenissen, en alsof dat niet genoeg was, kwam Petit aan met de tergendste en meest snobistische aller verklaringen: uit de etymologie. Daarbij openbaarde zich heus Latijn, namelijk het werkwoord religare.
Ik denk dat ik val voor dat constaterende. In kunst is het gebruikelijker om ‘onderzoek te doen’ of ten minste zaken ‘in vraag te stellen’.
Om die reden charmeert mij ook het liedje ‘Jacques Derrida’ van Scritti Politi, uit 1982:

I'm in love with a Jacques Derrida
Read a page and know what I need to
Take apart my baby's heart
I'm in love.

Vooral dat a voor de door bergen vooroordelen over ‘Franse filosofen’ beladen eigennaam maakt het hilarisch. Er zijn mensen die zoiets heel goed, om niet te zeggen brutaal naturel kunnen uitleggen, maar het zijn rare en verdrietige tijden. En de tekst maakt, onder een muziekje dat een campingachtige uitbundigheid ten beste geeft, nogal wat kronkelingen.
Om te constateren moet je durven. De laatste weken wordt dat wel erg vaak bewezen met beweringen van politici over vluchtelingen. Hoe omineuzer, hoe controversiëler en dus, voor een groter publiek, commerciëler.

De druk op God wordt groter en ze draagt het allemaal. Punt blijft dat zowel de voorspelling dat ons systeem vluchtelingen niet aankan als dat het ze wel aankan, uit de glazen bol komt. En dan is vertrouwen een fijnere schepping dan paniek. De term ‘solidariteitspessimisme’ viel. Daartegenover mag je vaststellen dat de secularisering toch al weer even aan de gang is – en dat er een heel aardig patrimonium vrij is gekomen voor de eerste opvang.
Zelf heb ik nooit helemaal begrepen dat de grond waarboven je het moederlichaam verlaten hebt de jouwe mag heten. Dezelfde Derrida maakte ongewild wel invoelbaar waar de angst voor vluchtelingen ontspringt. In de jaren negentig onderscheidde hij een gastvrijheid waaraan een pact van rechten en plichten verbonden is van een onvoorwaardelijke (absolute, hyperbolische) gastvrijheid. Bij dat laatste bestaan er geen grenzen. De gastheer of -vrouw is juist degene die een drempel over moet en stelt geen vragen, zelfs niet naar een naam. De gast is een bevrijder voor wie je plaatsmaakt, een verlosser aan wie je de sleutels in handen geeft.
Niet iedereen zal zich herkennen in zo’n onvoorwaardelijke gastvrijheid als ‘een appel dat ergens toe oproept zonder te gebieden’. Maar dat is wel vanuit gastgevers bezien, die in hun ontvangstpositie gunstiger staan dan een gast. Onderwerping of beheersing of dwang zijn in die optiek hooguit grovere middelen van geweld dan tolerantie.
Bovendien zag Derrida slechts kansen voor gastvrijheid op het niveau van de stad. Natiestaten achtte hij passé in hun beroep op soevereiniteit, mede door technologische ontwikkelingen die grensoverschrijdend zijn (hij schreef zijn stellingen toen internet en e-mail gewoon begonnen te raken). De immuniteit van het thuis werd daardoor volgens hem al geschonden.
Dat de stad een rol van betekenis kan vervullen, haalt Derrida uit Sophocles. In diens verhaal over Oedipus klaagt de titelheld namelijk Thebe aan. Eeuwen later kan, om precies te zijn, de vluchtstad aanspraak maken op het respect van iedereen die, zonder naturalisatie, de ethiek van de gastvrijheid cultiveert. Dan wordt het pas een vrijstad, een uitgebreide versie van het toevluchtsoord geloof ik.
Voorbij het punt van lezen is het de kunst van leven: tot zover de theorie uit de jaren negentig. Onverlet blijft de bizarrerie dat vluchtelingen pas sinds kort een item zijn – sinds ze op de stoep staan. Gelukkig zijn er altijd enkelingen die na die constatering cynisme weten te overwinnen.
Grappig vind ik dat kunst altijd kan dansen op het koord van de autonomie om zich aan dat soort actualiteit te onttrekken. Net als wetenschap, die bovendien kan bogen op logica. Des te krasser om in een studie uit een academische reeks, peer reviewed, deze extra mededeling aan te treffen: ‘Al het mogelijke werd gedaan om de informatie in dit boek zo juist en actueel te maken als kan. Auteur of uitgever kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor mogelijke nadelen die lezers door eventuele onvolkomenheden in het boek zouden kunnen ondervinden.’
Klinkt Amerikaans. Advocaten, schadevergoedingen – letsel door lezing! Dat is nog eens een leven veranderen ten gevolge van een vlucht. I wanna eat your nation state (sorry dat het geen Frans is).

3 opmerkingen:

  1. beste Marc,
    even tussen de bedrijven door - ik doe niet anders, gisteren schreef ik over integratie, werden de vluchtelingen bij de Hongaarse grens door politie beschoten met water en gas, schijnen de vluchtroutes te verschuiven, nu begin ik aan een stuk over worteling. na het ontbijt las ik zojuist je stuk over de liefde van Derrida (in Atheneum noemde de verkoopster hem eens de playboy van de filosofie, de grote foto op het boek dat ik aanschafte getuigde daar inderdaad van). dank voor de links naar de Sokal-affaire, ik dacht dat wat er nog niet zo lang geleden op mijn universiteit gebeurde (https://en.wikipedia.org/wiki/Maarten_Boudry) uniek was.

    minder instemmend knik ik evenwel bij je uitleg van de gastvrijheidstekst. daar lees ik niet zo eenduidig het appel voor Gastvrijheid als hoogst ethische gebod in. wat naar mijn smaak cruciaal is aan die tekst is niet zozeer de beschrijving van dat gebod zelf, maar de noodzakelijke verhouding die dit imperatief moet aangaan met de aardse en imperfecte wetten der gastvrijheid. ik meen dat Derrida juist wijst op de aporie van gastvrijheid. de gastheer/-vrouw moet weliswaar een drempel over, de gast moet dat ook. er is noodzakelijkerwijs altijd een hiërarchisch verschil tussen gastheer en gast, dat al begint bij de taal. de taal van het welkom moet immers wel worden begrepen. dat verschil kan niet zomaar worden opgelost door de verantwoordelijkheid eenzijdig te verschuiven naar de gastheer. van de gast gaat immers ook een gevaar uit. zodra deze eenmaal binnen is, zo stelt Derrida volgens mij met een verwijzing naar de etymologie van gastvrijheid, bestaat er een gevaar dat de rollen omdraaien, dat de gast de gastheer wordt en de laatste verwordt tot onderdaan in zijn 'eigen' huis. naar mijn idee helpt Derrida nu juist om te wijzen op het aporetische karakter van het vluchtelingenvraagstuk, niet zozeer als een eenduidige appel voor grotere gastvrijheid jegens de 'asieltsunami' .

    maar misschien lees ik je tekst te eenzijdig. wat je over de stad schrijft lijkt me niet alleen overtuigend, het komt reeds in belangrijke mate overeen met de (Nederlandse) werkelijkheid. het is in de stad (of de gemeente) waar de asielzoekers worden opgevangen (en waar dus de lasten worden gedragen).
    hg, martijn

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Hebben we het over hetzelfde boek(je), dat eind jaren negentig in die mooie reeks bij Boom verscheen? Het zou best kunnen dat ik verkeerd gelezen heb, omdat ik dat idee van zeg maar overrompeling en wisseling van rollen zo mooi vond. En toch ook wel bescheiden wil protesteren tegen het aanhoudend tsunami-gedoe (Wilders schijnt zelfs te vrezen voor de maagdelijkheid der christenvrouwen)
      Als ik het me goed herinner heeft Derrida het in de jaren negentig niet over religies, wat tegenwoordig, nou ja na dat eeuwige 9/11, een veel zwaardere rol speelt in het debat
      Zoals jij de aporie beschrijft, zo zit die misschien ook in het alternatief dat onder mijn tekstje verscholen gaat dmv een paar alusies: https://www.youtube.com/watch?v=nAyj8yZ6btw
      Ik ben zeer door dat liedje gegrepen, met name dat refrein:

      Als de hemel valt, de hemel faalt.
      De druk op God wordt groter en ze draagt het allemaal.
      Maar als de hemel valt, zullen we het samen moeten dragen
      en kunnen zij en Allah samen even weg.

      Een perfect evenwicht? Deze hoge instanties spreken natuurlijk wel een aardig mondje Esperanto

      Verwijderen