vrijdag 29 november 2013

Wie is Jos?


Aan Bekentenissen van Zeno van Italo Svevo heb ik, alweer jaren voorlopig ex-roker, prettige herinneringen. Op mijn computer blijken er enkele zinnetjes uit bewaard. Deze bijvoorbeeld: ‘Door een ander uit te leggen hoe hij in elkaar zit geeft men hem als het ware het recht te handelen zoals hij wil.’ Een samenvatting van alle slechtheid die onlangs uit burgers in de Lage Landen is opgestegen?
De eerste tijdingen troffen Vlaanderen. Bijna de helft bleek rond zijn erf liever geen allochtonen te willen. Naar aanleiding daarvan was het terstond een Hollander die de idee van de gastvrije Vlaming verder afpelde. Tijd om te bekomen bleef uit, omdat de volgende studie zich aandiende. Nu bleek bijna de helft van de autochtonen, hoe gehecht ook aan sociale bescherming, in uitkeringsgerechtigden profiteurs te zien. Overigens had de eindverantwoordelijke van het rapport die uitkomst een paar weken eerder op de radio bekendgemaakt.
Toen sloeg de laaglandse balans der perfiditeiten ineens door naar het Noorden. ‘Gordon’ had op de televisie grappen gemaakt met een zingende Chinees. Ze moeten nogal gepeperd zijn geweest, want het ene opiniestuk reeg zich aan het andere, voor een ogenblik ad infinitum. Inmiddels heeft het Meldpunt Discriminatie van de Regio Amsterdam een officiële klacht tegen de beroemde zanger ingediend. Voor het complete tweelandelijk evenwicht was er tussendoor nog een stagesollicitatiegeval in Arnhem, waarbij de afwijzing ‘is niks’ in een abusievelijk verstuurde werkmail een etnische reden uitserveerde: ‘een donker gekleurde (neger)’.
Al die daders en slachtoffers, individueel handelend of in groepsverband: gejost. Daarover later.
Eerst een bekentenis: het programma Holland's Got Talent ken ik louter van zijn stompzinnige naam, de lust ontbreekt me om het fragment aan te klikken en de bloemlezing uit Gordons grappen maakt weinig weetgraag, maar als hij echt aan de Chinese kandidaat heeft gevraagd ‘Welk nummer ga je zingen? 39 met rijst?’ – dan werkt dat op mijn lachspieren.
Verder kan ik mijn riedeltje afsteken dat ik over geen van de vier nieuwsfeiten een mening heb. Ditmaal ligt de reden in een donkerbruin vermoeden dat wanneer racisme berust op de wet van de kleine getallen ik zelf niet vrij ben van smetten. Zeker wanneer redelijkheid tergend groot wordt, kan het verlossend zijn een slecht onderbouwde observatie in de wereld te slingeren.
Voorbeeldje. In Alles of niets. Vlaanderen op zoek naar zichzelf van Tom Naegels las ik eens over ‘de noodzaak aan bredere fietspaden voor de zeer actief fietsende joden’. Deze auteur is al jaren bijna altijd demonstratief genuanceerd. Ik zou hem nooit aanspreken op het bepaald lidwoord vóór ‘actief fietsende joden’. Wel is het denkbaar dat de specificatie ‘Sefardisch’ in combinatie met ‘Antwerpen’ bij die fietspaden een andere noodzaak opwerpt. Geregeld zit ik daar namelijk zelf op mijn tweewieler en ik durf te zeggen dat ik een geroutineerd en behendig fietser ben die echter nooit kan wennen aan al die mensen, van jong tot oud, die op amper opgepompte banden kriskras over de weg peddelen en medeweggebruikers domweg niet lijken waar te nemen.
Wat ik me dan precies kan voorstellen is: dat ik in een gesprek, indien het bij het onderwerp aansluit, veralgemeniseringen over deze fietsvaardigheden te berde breng. Mocht er drank gaan vloeien en de uren vorderen, dan worden mijn stellingen allicht resoluter en komen daar saillante voorbeelden bij. Het hangt vervolgens van de omgevende politieke correctheid af hoe ver de banaliteit strekt (wegens de voorgeschiedenis is de trein geen aanbevelenswaardig vervoersalternatief).
Niks wereldschokkends, die latentheid, dunkt me, eerder een idee reçue. Zoals in België tegenover onverdraagzaamheid ook warmhartigheid staat. En zoals in gulheid én armoede die uitkeringen willen tegengaan meer of minder shockerende gradaties zijn. Zoals tegenover ervaringen met immigratie ook feiten staan van emigratie.
Het wordt pas ingewikkeld wanneer er op zulke maatschappelijke tendensen systematische kritiek komt. Eric Corijn uitte die. Mijn ontzag voor hem is groot en ik kon zijn betoog volgen en ook wel bijvallen. Maar de heftige reacties snapte ik eveneens. Met begrippen als ‘mentaliteit’ en ‘gemeenschap’ sluit hij evengoed in algemeenheden mensen op die aangeven niet mee te willen met de veranderde wereld. Vele autochtone reacties op Corijn betoonden zich dan weer unisono over ‘academici’ en ‘links’. Van twee kanten doemt de stigmatisering.
Nog een voorbeeld. Met het affiche van de smakeloze campagne Vrouwen Tegen Islamisering klaagde Anke Van dermeersch nota bene een gebrek aan tolerantie aan. Haar breekijzer was een successievelijk beschreven bloot vrouwenbeen. Tegen deze campagne zijn gerechtelijke stappen ondernomen door zowel schoenenmerk Louboutin als kunstenares Rosea Lake. Laatstgenoemde voelde zich bedrogen, doordat een affiche van haar met precies tegenovergestelde intenties voor Van dermeersch als inspiratie had gediend. Die private klacht begreep ik. Louboutin kwam echter in het geweer omdat aan het afgebeelde been een schoen van dat merk zat, die evenmin met de campagne geassocieerd wilde worden. Dat vind ik een beetje hovaardig, temeer daar na een uitspraak van de rechter de zoolkleur veranderde, zodat het klaarblijkelijk minder herkenbaar ‘Louboutin’ werd. Een imagokwestie, waarbij het merk kennelijk niet accepteert dat zijn product alle vrouwenbenen schoeit. De uitspraak is bij mijn weten door de vragende partij niet aangevochten, dus huldigt Louboutin zelf uitsluiting?
Afijn, soit. Het enige wat ik enigszins zeker weet is dat er voor wat er in de Lage Landen gebeurde één werkwoord bestaat, dat vooral in de voltooide tijd wordt gebruikt en zowel actief als passief inzetbaar is:

Vlamingen zijn gejost door uitkeringsgerechtigden.
Een neger is gejost door een Nederlander.
Vlamingen hebben allochtonen gejost.
Gordon heeft een Chinees gejost.


Voor noorderlingen die mogelijk ‘gejonast’ hadden verwacht: ‘gejost’, officieel onvindbaar, wordt uitgesproken als gezjost.
Dat is dan ook weer opgelost. Hoewel, wie is Jos? Is het de vrouw die Raymond van het Groenewoud bezong? Zelf dacht ik aan Jozef, de archetypische hoorndrager die goed kon hameren. Zou het een zaak van rechtvaardigheid zijn indien hij in de Koran een evenbeeld had? Bestaan er heilige geesten met een smoking gun?

P.S. Een Vlaams synoniem, ook zowel actief als passief en inclusief eigennaam: ‘gesjareld’.

donderdag 21 november 2013

Een zondagse uitstap


Wat zijn de meest gênante momenten in een mensenleven? ‘Haben Sie ein Stunde’, antwoordt Leo Beenhakker vermoedelijk onvervaard. Maar op een ranglijst zou volgens mij één type schaamte bovenaan staan: over humor die niet aankomt.
Geen gedrag ontsnapt aan communicatie. Zelfs ongewild, met de rug naar het publiek, zendt het lichaam boodschappen uit. Door taal krijgen zij hooguit een hardere buitenkant. Humor is dan wel de meest zichtbare vorm van contact maken.
Eén mislukte grap valt nog te verwerken. Al moeilijker is een reeks van zulke ogenblikken. Gaandeweg wikkelen aanwezigen ze in een zuigend zwijgen. Of in aanzetten tot een lach, om de spanning te doorbreken natuurlijk.
Ik heb me afgevraagd wie daarbij de grootste schade kan aanrichten. De grappenmaker of zijn getuigen? Een geliefd persoon of de onbekenden die de wereld vertegenwoordigen? Mogelijk hangt het af van wie je het liefst van de troon ziet vallen.
Niet allemaal tegelijk alsjeblieft.
In muziek is er zoiets als een pensato, waar je een geschreven noot louter mag denken. Deze uitvinding staat op naam van Webern. Over die toeschrijving wordt getwist, en ook of hij de pensato waarlijk heeft ingezet, zoals Alban Berg.
Grandioos bij Webern dunkt mij zijn reden voor de stilte: de dienstdoende noot was onbeschrijflijk teder en zacht. Dit staat lijnrecht tegenover de sensatie waar ik op doel, omdat die schroeit. Het denken is er machteloos bij. Dat schept wel een soort verbondenheid.
Interessant is verder de glijdende schaal indien het vertrekpunt ligt bij meligheid. Op welk punt begint ze pijn te doen? Tevens de woede die kan opflakkeren, vervat in een schijnbaar vermoeid of verwijtend zinnetje als ‘Vind je dat grappig?’
Ten slotte het feit dat je niet kunt schuilen voor mislukte grappen. Dat de publieke ruimte dan met recht een gesel is. Al schijnt een kruis minder zwaar te worden als je het gezamenlijk draagt. Tot het gewicht van balsem?
Dit wil ik uittesten. In het openbaar.

zaterdag 16 november 2013

Arbeids-rustverhouding


Louis van Gaal mag mij desgewenst tot zijn fans rekenen. Hij drijft de aannames van onze tijd tot naar het randje. Wat is zijn vakmanschap waard, wanneer zoiets bij voorkeur uitbesteed wordt? Hoe verhoudt zijn enthousiasme zich tot fanatisme, dat aan de kapstok van ideologie wordt gehangen wegens fundamentalisme? Zelf deed Van Gaal expliciet eens zijn beklag: ‘Sinds de jaren zeventig leven we in een maatschappij zonder regels, waarden en normen.’
Het zijn misschien onnodige opinies, maar ze vormen een verademing tegenover de sofismen van Cruijff of de relativeringen van Van Hanegem (wiens recent veranderde foto bij zijn AD-column doet vermoeden dat hij ofwel ten prooi viel aan een kledinglijn ofwel terecht is gekomen onder een haarspoeler).
Van Gaal ‘laat zich kennen’, en dat dunkt me weldadig. ’s Mans beruchte opvliegende aard in verantwoordelijke publieke functies heeft iets zelfs onbedaarlijk charmants. Ongetwijfeld heeft hij als velen een cursus in de gestroomlijnde omgangskunde mogen volgen waarin de zogeheten ik-boodschap wordt aanbevolen, maar tegen afvalligen tiert Van Gaal gewoon ‘Jij moet’.
Wel heb ik me afgevraagd of een elftal dat volledig uit Van Gaals bestaat onoverwinnelijk zou zijn. De drive die dan tentoongespreid wordt, moet minstens verregaand imponeren. Aan de andere kant kan ze een wig drijven. De ene Van Gaal zou de andere uitleggen waarom hij beter anderhalve meter verderop staat en de bal veeleer diagonaal dan ovaal naar de nummer tien speelt, waarna een derde Van Gaal beweert dat die veronderstelling historisch bepaald is en een vierde erop wijst dat de tegenstander door de eigen linies aan het breken is en een vijfde, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de keeper, een gebrek aan solidariteit aan de kaak stelt.
Het kan bijna niet anders dan dat zo’n streng criticus als Van Gaal tot de liefste mensen van de wereld behoort.
Toch moest ik afgelopen week eventjes slikken toen hij liet weten dat Oranje de pakweg 300 kilometers tussen Noordwijk en Genk ging overbruggen met een vliegtuig (en de bus voor de op- en afstap). Ik ben heus geen persoon die ervan overtuigd is dat beroemdheden een ‘voorbeeldfunctie’ hebben, maar elke vliegtuigtocht schaadt domweg het milieu. Dat item staat overigens sinds de jaren zeventig op de agenda, zij het op wisselende posities.
In eerste instantie zei Van Gaal dat hij niet in de file wilde staan. Waarom ried hij dan niet de trein aan? Het is het vervoermiddel van de door hem aanbeden multifunctionaliteit. De trein dient de nobelste doelen, waaronder net zo makkelijk moederborstje spelen voor de dagelijkse portie frustraties. Voor het betreffende traject had Van Gaal, met behoud van de bus voor de finishing touch, een intercity vanuit Amsterdam kunnen nemen die de selectie in minder dan tweeënhalf uur naar Maastricht brengt.
Nog mooier ware het geweest als de hele club de fiets had gepakt. Conditioneel en mentaal (tegenwind, regen) kan dit vervoermiddel tellen. Indien de selectie kop over kop zou nemen, was meteen de groepsgeest gesterkt. En publicitair had de tocht, die ongeveer een werkdag vergt, de publieke opinie over Oranje tot rodeduivelsachtige hoogten kunnen voeren. Supporters langs de kant van de weg hadden ingevoeld waarom het salaris van die snotapen de premiersnorm verre overtreft.
Later verklaarde Van Gaal met de nodige zelfspot dat hij zelf ook geen liefhebber was van het vliegtuig. Nood brak echter wetten. In het geding bleek de ‘arbeids-rustverhouding’.
?
Dit in de dagen nadat Umberto Eco had verkondigd dat Europeanen in elk geval verbonden worden door de dialoog, die de barrière van de taal weet te slechten.

maandag 11 november 2013

Juridisch uitvogelen

Rutger Koplands regel ‘Ga nu maar liggen liefste in de tuin’, begin van het bewogen titelgedicht uit Een lege plek om te blijven, heeft ontberingen doorstaan. Ter ere van de P.C. Hooftprijs in 1988 verscheen een Kopland-bloemlezing, waarin het vers aldus luidde: ‘Ga nu maar liggen liefst in de tuin’.
De openingsscène van een pikante fotoshoot?
Ik moest eraan denken toen afgelopen weekend een krant het tumult rond Didier Bellens deze dimensie gaf: ‘Minister Labille laat juridisch uitvogelen hoe hij zonder vergoeding kan worden ontslagen.’ Ja, zo houdt het natuurlijk nooit op! Volgens Van Dale betekent ‘uitvogelen’ wat hier wordt bedoeld, maar in combinatie met ‘juridisch’ hoeft je geen erg dirty mind te hebben dat heel andere toestanden gaan meezoemen. Die zijn overigens net tevoren boven de Moerdijk door een rechtbank beoordeeld.
Je hoort de eindredacteur al grinniken: pun intended. Misschien werkt hier, in een tijd waar kranten hulpeloos onder hoogspanning staan, een waaier van associaties uit de gangbaar geworden psychologisering. In dit geval over het huwelijksleven van Bellens en over de bevordering die hij nog even gegeven had aan een jonge persoonlijk assistente. Het maakte het beklemmende nieuws ook een beetje ranzig.
Ik erken dat er een reusachtig hoogteverschil is tussen ‘uitvogelen’ en ‘uitvissen’, terwijl de schepping van deze dieren op dezelfde dag zou hebben plaatsgevonden. Ook had de krant de hele zaak op de voorpagina van een kop voorzien: ‘De jacht op Didier Bellens is open.’ Ambtelijk bezien toont België zich ronduit virtuoos, maar het is lastig voor te stellen dat er een registratie- en vergunningenbureau bestaat voor het lynchen van de homo sapiens.
Of zou ik lijden aan zogeheten efebifobie: angst bij volwassenen voor jongeren? Is het anders gezegd mijn meest onbewuste wens dat er op de voorpagina ‘geopend’ staat in plaats van ‘open’, opdat mijn wereldbeeld door een update anders in gruzelementen valt?
Het kan ook zijn dat ik de clou mis, bijvoorbeeld omdat ze uitgesteld is.
De krant van de Groenen heet Pesto. Pas onlangs drong de postideologische subtiliteit tot mij door dat dit verrukkelijke mengseltje – een Hollander die geluk heeft heet ‘spekkoper’ – eveneens voorhanden is in rood. Wat minder geslaagd leek me dan weer de slogan ‘Groen rijmt ook op pensioen’. Te evident zijn immers Sinterklaasvarianten als ‘miljoen’, ‘geen poen’, ‘citroen’ en ‘oude voetbalschoen’. Ik geloof niet dat ‘paars’ beter had gescoord (en ‘rood’ rijmt zowel op ‘brood’ als ‘dood’).
Nu nog even amper efebifobisch een houding zien aan te nemen tegenover de slogan van de fameuze radiozender 1: Meteen mee. Dit is een ellips. In de volledige versie duikt ze dikwijls in het spraakgebruik op, bijna altijd in negatieve zin, wanneer iemand reageert op een betoog dat kennelijk warrig en/of complex is: ‘Ik ben niet mee’.
Daar wil ik niet mee mee (ook niet vandaag).
Volledig belligerent raken mijn elementen van de recentste toepassing van het woordje ‘zomaar’. Van oorsprong stemt het op een rare wijze argwanend, omdat het zo schuldeloos klinkt, quasi-onbedoeld. ‘Zomaar’ is vaak het antwoord op woedende of wanhopige vragen waarom iemand iets heeft gedaan dat op een ramp uitdraaide. Maar da’s allemaal kattenpis in vergelijking met wat er nu met dat woord aan de knikker is. Zelfs een broodnuchtere persoon als Bert van Marwijk heb ik het horen zeggen: ‘Dat kan zomaar gebeuren’. Ook wel: ‘Dat zou zomaar kunnen.’
In hemelsnaam, gij ter overzijde van de Moerdijk, wat betekent dit? En even terug naar dat ‘uitvogelen’. Zou het zo zijn dat dit tegenwoordig via Twitter gaat? Hoe houdt zo’n virtuele postduif zich onder tyfoons van het type Haiyan dat nooit in West-Europa woedt?

Nawoordje

Misschien valt ‘zomaar’ te begrijpen binnen de ontneutralisering van het Nederlands. Dan heeft het dezelfde functie als het even recente gebruik van ‘helemaal’, in frases als ‘Dat is helemaal goed’ waarbij het niet meer gaat om het antwoord op een opgave, maar op een voorstel. Afgekort ook wel: ‘Helemaal goed’ of ‘helemaal toppie’. Elliptisch ‘Toppie’.
Is daar weer de voorloper van: ‘Dat is helemaal te gek (weetjewel)’?
Dat zou zomaar kunnen.
Bij herlezing ontdek ik dat de nieuwe versie van ‘zomaar’ nog is gebruikt door Anil Ramdas in Badal uit 2011. De gelijknamige hoofdpersoon wil aan de hand van het Martini-clipje ‘A Night Like This’ met Caro Emerald een essay schrijven over white trash: ‘de wedergeboorte van een groep die hij zomaar zou laten samenvallen met de aanhang van de PVV’.
Binnenkort in dit theater hopelijk meer over die prachtige roman.

zondag 3 november 2013

Marvin en ik


Wie vergeet te sterven, kan dat altijd nog rustig doen in Oostende. Zelf krijg ik er alvast te kampen met aanvallen tot zwijgen, maar dat komt door het vele voedsel en gaat niet à la de Huizinga van In de schaduwen van morgen (‘Wie ernst zou willen maken met het anti-noëtisch beginsel, moet zich de spraak ontzeggen’). Zou fasering waarlijk alles zijn?
In de negentiende eeuw trad iemand in de Koningin der Badsteden uit de personificatie. Louise Marie van Orléans, de Vrouw Van, was niet helemaal gezond en legde het loodje. Vlak achter de boulevard had ze zich nochtans geregeld naar de top van haar belvedère laten hijsen, waar heilzame lucht op te snuiven was. Bovendien had ze direct zicht op zee.
Heden valt die klim ter plekke te maken, vier verdiepingen. Wel ketst de blik af op een strenge meerderheid van hoogbouw. Vreemd is dat een aanzienlijk deel daarvan te koop staat, terwijl er rondom woningen uit de grond worden gestampt. Zou Oostendes stadsartiest Marvin Gaye projectontwikkelaars hebben toegezongen in dat ene liedje?


Bij een sprookjesvoorstelling. De artiesten zijn telkens een prins, duivel of prinses vergeten. Zo kunnen ze hun jeugdig publiek op het podium vragen. Telkens grijpt het taalkundig genie me steviger vast en komt de gourmande dichterbij zitten. Ten slotte rijst de vraag of er in de zaal ook een toffe papa is die spontaan zijn medewerking wil verlenen. Ik word enige ijzeren vuisten in mijn nek gewaar, terwijl slechts de gourmande in mijn knie bijt.
De uitverkorene, een generatie jonger, wipt even later gehurkt rond, zijn handen naast elkaar voor de borst, zijn boventanden over de lippen. Hij doet dat goed.
’s Avonds presenteren het taalkundig genie en de gourmande hun definitieve interpretatie van Roodkapje. Eerstgenoemde speelt bijna alle rollen, laatstgenoemde moet, een roze tetradoek over het hoofd, ‘tingeling’ roepen. Vervolgens imiteert het taalkundig genie de boze wolf dermate geloofwaardig dat de gourmande in de armen van haar moeder rent, de fictie uit.


Zou Oostende de plek zijn waar je domweg aanspoelt? Maar dan is het een doucheputje.


De romanist Michael Riffaterre heeft het toekennen van betekenis, via een matrix, vergeleken met een donut. Er zit een gat in het midden!
Hoewel de mossel ook enigszins open staat, kan er het nodige in behouden blijven. Er valt in een badstad dan ook wel enige begrenzing waar te nemen. Toch trachten vele economische vluchtelingen via Oostende een beloofd land te bereiken. De immens gevierde staatssecretaris heeft echter verzekerd dat het sinds het faillissement van de ferry de goede kant opgaat: drama’s als dezen worden steeds vaker afgelast.
Anders zijn er goedkope functionarissen inzetbaar. Tijdens de Vietnamoorlog gebruikte Amerika dolfijnen om havens te beschermen tegen drijvende mijnen. Ging de training met de poëzie van Hans Faverey? Riffaterre zou zich in zijn donut verslikken als hij las:

Ball; say: ball

(Bal; zeg: bal).
Je moet ‘bal’ zeggen.
Dolfijn, zeg eens bal.
B/a/l: bal. Hé,

dolfijn, zeg nou eens ‘bal’.



In de hal van het Kursaal zit Marvin Gaye. Voor een dode ziet hij er pront uit, al zou het niet mijn idee zijn om hem achter een piano te posteren. Ik heb hem althans eens horen soleren op ‘Inner City Blues’ in de voor het instrument ideale toonsoort van C-klein (en met de tel waande ik me holler).
Iedereen schijnt soms ‘zijn momentum tegen zich’ te hebben. En gelukkig kregen zowel Marvin als de piano een fijne gouden laklaag. Ik grijp deze buitenkans om me met hen te laten vereeuwigen op iets wat in Oostendes glorietijd de gevoelige plaat heette.
Dan nadert de zoveelste grootmoeder met kleinkind. ‘En dat’, zegt ze terwijl haar wijsvinger blijft hangen in de zinderende heilige ruimte tussen Marvin en mij, ‘dat is nou Elvis’.