dinsdag 27 augustus 2013

Ulrike (6)

Mitleid of misplaatste identificatiedrang? Terroristen houden niet van katten, weet dichteres Hanneke van Eijken, maar mij staan via YouTube onhandig knusse televisiebeelden bij, waarop een Meinhof spreekt die, gescheiden maar nog met kinderen, van Hamburg was verhuisd naar Berlijn. Redenaties en gestiek steken af tegen de omgeving. De vermaledijde amateurspsycholoog in mij vindt Meinhof nerveus en grimmig. Of machinaal en hyperslim? Blikken vermijdend om haar logica in tact te laten?
Na gedane terroristische zaken zou ze meer bedaard klinken, zoals in de tijd dat ze haar overtuigingen niet tot consequenties had doorgevoerd. Van Bastelaere:

Onoverzienbaar
het realiteitsverlies, maar wat heet
verlies als het leven
niet het hoogste goed van de revolutionair is.


Aangrijpend is ook een door Röhl integraal geciteerde open brief van stiefmoeder Renate Riemeck, die haar Ulrike tracht terug te krijgen uit de illegaliteit waarin de RAF de hakken in het zand zet en, vermoedelijk ongewild, onschuldige slachtoffers maakt. Riemeck zaait tweedracht op zoetsappige wijze: ‘Ik weet niet hoe ver je invloed binnen de groep reikt, in hoeverre je vrienden vatbaar zijn voor rationele overwegingen. Maar je zou moeten proberen de kansen van een stadsguerrilla in de Bondsrepubliek eens te meten aan de sociale realiteit van dit land’.
Meinhofs idee dat de strijd tegen het kapitalisme is gediend bij ‘directe tegenstand’, is volgens Riemeck irrationeel. ‘Dat kan men alleen geloven als men in de jaren vijftig en zestig jonger was dan jij.’ Hier wordt in een en dezelfde redenatie de generatiekloof uitgespeeld binnen de RAF, waar Meinhof, geboren in 1934, verreweg de oudste was. Röhl herinnert zich op zijn beurt dat reeds zijn jaargang 28/29, onder wie Grass, Martin Walser, Rühmkorf en Kempowski, het wel degelijk gewußt had.
Maar de RAF appelleerde sterker aan haar eigen generatie: babyboomers. Beatrice de Graaf verklaarde de ruime appreciatie bij hen uit het feit dat geweld geromantiseerd zou zijn, en dat ouderen leedvermaak hadden over de toestand dat ‘de Duitsers’ het zwaar te verduren hadden. Beide motieven klinken puberaal, maar in 1980 was er van de Limburgse punkband Mort Subite het chanson ‘Ich liebe Ulrike’. En dat jaar viel in het door De Graaf gekozen fragment uit het geweldige VPRO-programma Neon inderdaad nog ‘Freiheit fur die RAF’ te lezen op de Muur, en kladderde Jules Deelder er ‘Beter maf dan mof’ op. In het dappere kikkerland bleef het oorlog – zelf heb ik een voornaam die absoluut op een c moest eindigen, niet op een k.
Röhl had een RAF-vader kunnen zijn. Vijf vingers maken nog geen vuist is een merkwaardige apologie, omdat hij naast zijn stukgelopen relatie met Meinhof (die op het moment van publicatie nog leefde) zijn hoofdredactioneel beleid voor konkret legitimeert. Het boek is overvol en gekleurd, wat na al die tijd een voordeel lijkt om de lens scherp te krijgen op een door mythes omgeven decennium. Röhl blijkt overigens Ik Jan Cremer in het Duits te hebben vertaald, volgens hem van een ‘half geniale en half intellectuele auteur’. Deze heeft sowieso een meer dan gemiddelde belangstelling voor zichzelf met hem gemeen.
Natuurlijk heeft de ex-man van Meinhof brutaal het parcours van links naar rechts afgelegd. Hij heeft een soortgelijk gebrek aan ontzag. Evenzeer voor literaire reputaties, waarbij hij in een soort lyriek ‘schelpengesmoes’ en ‘koraalgerinkel’ kan ontwaren. Onbedoeld neemt hij ermee een voorschot op het heden. En de Meinhof-reflex werd eind jaren zeventig reeds geopenbaard door Marianne Faithfull. Haar ‘Broken English’ is een tamelijk vernietigend nummer van vrouw tot vrouw, diametraal op de Ensslin-kritiek:

Cold lonely, puritan
What are you fighting for?
It's not my security.
It's just an old war


Lost passiviteit enige zinloosheid op? Als actrice zou Faithfull later een innemende rol spelen, van Maggie in de film Irina Palm , die het tegendeel doet vermoeden. Maggie opereert solo, als levende tegenstelling van de wonderbaarlijke LinkedIn-contactoptie ‘Weer te geven wie u en *** beiden kennen’.
En wat is helemaal passiviteit in een antinetwerknetwerk? Ik denk aan al die sterfgevallen in de Stammheimgevangenis, waarover het stof van de verdachtmaking nooit is gedaald. Indien Meinhofs dood zelfmoord was, dan is die daad, in een biotoop waar woorden overbleven, te interpreteren als correctie op wat de groep met idealen had gedaan. En indien vervolgens de anderen (Baader, Ensslin en Raspe) een collectieve zelfmoord verkocht kregen als moord, dan zou dat een absurde daad van marketing inhouden, door het groepsgevoel van activisten buiten de muren en de urgentie van harde actie te prikkelen.
Dan zou Meinhof het zich steeds sterker opdringende historisch voorbeeld aan gruzelementen hebben geslagen: Robespierre, ‘de niet-corrumpeerbare’, die in de Franse Revolutie de oude koning meteen wilde laten ombrengen en niet laten berechten omdat de overwinning van de gelijkheid meteen de veroordeling van de ongelijkheid zou betekenen. Dat die koning, volgens het principe van de Revolutie, als mens mogelijk anders dacht dan als burger, was geen kwestie – de beklaagde van l’état c’est moi werd met zijn eigen maatstaven behandeld.
Robespierre vertolkte de deugd, de ander de ondeugd. Dat hij die deugd voor het algemeen belang, onder welke druk die ook stond, desnoods met terreur tegen individuen zuiver hield en dat hij met die staalharde opstelling zijn idealen en principes inwisselde voor verschrikkingen, daarvoor zijn volgens Marcel Becker in Vurige pleidooien twee verklaringen in voorraad: de man was slachtoffer van de omstandigheden of hij was, tja, hypocriet.
Een laatste reuzenstap. Als belichamer van de algemene wil entte Robespierre zich op Rousseau. Deze standaardconnectie, even hardnekkig als die tussen Nietzsche en de nazi’s, wordt indrukwekkend uitgewerkt door Philipp Blom in Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting. Blijkt in dat boek overigens ook Voltaire een linkmiegel, over de tirannieke achterdocht en grootheidswaan van Rousseau weet Blom beeldend, bijna verontwaardigd te vertellen. Hij brengt de filosoof, die zwenkte van Verlichting naar Romantiek, in een verrassend verband met het calvinisme: de verlossing, waarnaar op het ondermaanse naar gesnakt wordt, is een zaak van distinctie en lichamelijke verlangens moeten uit den boze zijn. En pijn?

5 opmerkingen:

  1. Marc, misschien zou je toch eens iets ernstigs over Robespierre (en de Terreur) moeten lezen, dan zou je hier niet - na massa's anderen - voor de zoveelste keer dit volstrekt verkeerde beeld van hem suggereren. Zie bijvoorbeeld het kleine, vulgariserende maar uitstekende boekje van de heel serieuze Jean-Clément Martin, La Terreur: Part maudite de la Révolution (Gallimard, 2010); nog recenter, en even serieus: Peter McPhee, Robespierre: A Revolutionary Life (Yale UP, 2012, verschijnt binnenkort in paperback), of de verzamelbundel onder redactie van Michel Biard & Philippe Bourdin, Robespierre: Portraits croisés (Armand Colin, 2012). Heel aanbevelenswaardig is ook de bloemlezing uit Robespierres redevoeringen Pour le bonheur et pour la liberté (La Fabrique, 2000, nog steeds verkrijgbaar). Het gangbare, en blijkbaar ook door jou en je auteurs aangehangen beeld van Robespierre (en van de Terreur) reproduceert na meer dan twee eeuwen nog altijd de constructie die ineengeflanst werd door degenen die hem in 1794 ten val brachten (en die vaak véél meer bloed aan hun handen hadden dan de man zelf). Maar zoals Martin (een specialist m.b.t. het geweld in de Franse Revolutie) opmerkt: blijkbaar is geen enkele analyse opgewassen tegen dat beeld; dat komt natuurlijk ook omdat het de hedendaagse liberale politici en journalisten (en schrijvers) zo goed uitkomt. Ik zou me dus eigenlijk de moeite van deze zinnen kunnen besparen. Overigens zijn er soortgelijke opmerkingen te maken over je beeld van Rousseau.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In dat geval extra veel dank voor de moeite! En het klopt, er moet nog veel worden gestudeerd en heroverwogen. In dit blogreeksje was het me echter te doen om het verschil tussen intentie en praktijk. Daarbij hoeven geen liters bloed vergeleken, maar telt, voor mij dan, dát het heeft gevloeid, onbedoeld.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Met enige vertraging, nog twee aanvullingen.
    1. Je haalt je mosterd onder meer bij de 'indrukwekkende' Philipp Blom. Maar Marc Kregting, de aartsvijand van De Bezige Bij, zou toch moeten beseffen dat historische non-fictie in het Nederlands vertaald wordt omdat ze in het buitenland succes geboekt heeft, niet wegens haar intrinsieke degelijkheid. En in het geval van Blom zou de vraag zeker zinvol zijn waaraan dat succes te danken is. Iets soortgelijks geldt trouwens voor het enige boek over Robespierre dat de laatste decennia vertaald werd, de onnoemelijk oppervlakkige en tendentieuze biografie van Ruth Scurr (eveneens bij De Bezige Bij). Men hoede zich voor wat in de mode is en letterlijk goed in de markt ligt.
    2. Robespierre die de koning meteen wilde laten ombrengen en niet berechten... Dat klinkt verschrikkelijk als je het zo zegt, maar het is minder dan een halve waarheid. Robespierre was, zoals een aantal van zijn collega's, sterk beïnvloed door het werk van de grote Italiaanse rechtsfilosoof Beccaria. Die had (1864) tegen de doodstraf gepleit, met één uitzondering: als het individu in kwestie een gevaar betekende voor de staat - en hij bedoelde daarmee precies gevallen als dat van de verdreven tiran; ook Condorcet (1785) vond de doodstraf in dat ene geval noodzakelijk. Even belangrijk is dat het hier niet ging om persoonlijke schuld, en dat volgens sommigen althans het strafrecht hier dus geen rol hoefde te spelen. (Zie 'Robespierre: portraits croisés', p. 65 e.v.) Je kunt dit allemaal discutabel vinden, en ik geef het ook onvolledig weer, maar het zou duidelijk moeten zijn dat het om complexe ideeën gaat die je niet in één karikaturaal zinnetje kunt samenvatten.
    3. Denk vooral niet dat ik Robespierre wil verheerlijken: hij was een politieke strijder met veel verdiensten en ook fouten, maar mijn punt is dat je geen algemene oordelen kunt uitspreken zonder grondige feitenkennis. Het 'verschil tussen intentie en praktijk' was bij Robespierre misschien niet zo enorm - maar er wordt hem nogal wat praktijk toegeschreven die eigenlijk de praktijk van anderen was.
    In elk geval laat ik het hierbij.
    Je antwoord is voor mij niet overtuigend: je vindt blijkbaar dat je algemene beoordelingen kunt uitspreken zonder

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Correctie bij het vorige: uiteraard gaat het om drie en niet om twee aanvullingen; en de laatste twee regels stammen uit een eerdere formulering en moeten dus weg. Als dit rechtgezet kan worden, mag ook dit bericht verwijderd worden. Sorry.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Comments kan ik helaas niet aanpassen. Ik weet wel dat Joris Note onder meer over het onderwerp dat hij aansnijdt in 2009 een boek publiceerde, “Tegen het einde”. Van harte aanbevolen!

    BeantwoordenVerwijderen